Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3817

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 28 november 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen

Europese Unie - Iran - Israël - Nucleair programma - Sancties

Europese Unie
Iran
internationale sanctie
Israël
kernwapen
non-proliferatie van kernwapens
beperkende maatregel van de EU

Chronologie

28/11/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4609

Vraag nr. 5-3817 d.d. 28 november 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Recent kwamen de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie (EU) tot eensgezindheid over de strafmaatregelen voor Iran, omwille van zijn nucleaire programma. Dit bericht kwam er na anonieme berichten uit EU-kringen. Deze strafmaatregelen zullen op 1 december geformaliseerd worden, tijdens een bijeenkomst van de EU-ministers van Buitenlandse Zaken. Voor alle duidelijkheid, het lijkt me een goede zaak dat er maatregelen genomen worden om het nucleair programma van Iran te stoppen. Elke militaire uitbarsting moet in deze bijzonder gevoelige regio voorkomen worden.

In dezelfde broeierige regio bevindt zich ook de staat Israël. Deze staat behoort eveneens niet tot de EU en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NATO) maar beschikt wel over veel verder gevorderde nucleaire technologie, waaronder operationele kernwapens.

Hierover de volgende vragen:

1) Hoe verklaart de geachte minister de strafmaatregelen tegen Iran, omwille van zijn nucleair programma, terwijl een andere natie - Israël - in dezelfde conflictueuze regio, over veel verder gevorderde nucleaire technologie beschikt, waaronder operationele kernwapens, en niet als onderwerp van soortgelijke strafmaatregelen fungeert?

2) Is de staat Israël qua monitoring van en controle op zijn nucleaire mogelijkheden en instrumenten meer open en communicatief dan Iran?

3) Is de geachte minister bereid om naar aanleiding van de strafmaatregelen tegen Iran een soortgelijke kritische en afwijzende attitude voor te stellen met betrekking tot de nucleaire mogelijkheden van Israël? Zo ja, hoe en wanneer zal hij dit voorstel formuleren. Zo niet, op basis van welke argumenten verklaart hij de positieve discriminatie van de staat Israël?

4) Welke waarborgen hebben we dat Israël geen gebruik zal maken van haar nucleaire component en geen militaire dreiging zal hanteren tegenover andere landen in die regio?