Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3661

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 10 november 2011

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen

Geweldgames - Gevaren - Verslaving - Beleid

speelautomaat
geweld
onlinegame
digitaal spel

Chronologie

10/11/2011Verzending vraag
28/11/2011Antwoord

Vraag nr. 5-3661 d.d. 10 november 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Psychologen van de universiteit van Bonn onderzochten via hersenscans de emotionele ontwikkelingen bij intensieve spelers van geweldgames. Daaruit bleek dat dit soort games, gekenmerkt door overmatige schietsituaties en systematisch intermenselijk geweld, leiden naar een gewenning van geweld en dat bepaalde afweersystemen, zoals afschuw of huivering, verdwijnen. Blijkbaar worden intensieve beoefenaars van deze spellen steeds ongevoeliger voor het virtuele leed dat ze veroorzaken. Het onderzoek legde wel geen verbanden tussen wat zich virtueel - dus via de spellen - ontwikkelt en hoe het reële situaties een effect op deze gamers hebben. Anderzijds verwijst men bij deze analyses en discussies steeds naar onder andere Anders Breivik en Hans Van Themsch, beide overtuigde en overvloedige spelers van geweldgames.

Gespecialiseerde hulpverleners aan games-verslaafden bevestigen echter dat gamers emotioneel afstompen, dat het scoren van een "kick" door het gamen steeds meer gametijd vereist, waardoor een typische verslavingscyclus ontstaat. In deze verschilt een gameverslaving ook van bijvoorbeeld een televisiekijkverslaving, want bij gamen is de betrokkenheid en de besturing van de verslaafde zelf veel actiever en nadrukkelijker.

Hierover de volgende vragen:

1) Erkent en herkent de geachte minister de gevaren verbonden aan geweldgames? Zo ja, hoe groot schat hij deze in?

2) Acht hij een eventuele restrictie bij de verkoop of zelfs een verbod op de verkoop van deze games als een mogelijke aanpak om deze gevaren te bedwingen of ontkent hij het positief effect van dit soort restricties? Waarop baseert de minister zijn antwoord, naar welke onderzoeken of inzichten ter zake kan hij verwijzen?

3) Indien economische of verkoopsmatige restricties niet aangewezen zijn, welk beleid acht hij in dit verband wel aangewezen? Heeft hij hieromtrent al initiatieven genomen en bijvoorbeeld in functie van preventie de gemeenschappen gecontacteerd of voor overleg uitgenodigd?

Antwoord ontvangen op 28 november 2011 :

Op het vlak van de (geestelijke) gezondheid en de jeugdbescherming ben ik niet bevoegd. De Federale Overheidsdienst (FOD) Economie waakt over de juridische en economische belangen van de consument en over de materiële veiligheidsaspecten van producten.

Naar mijn mening zijn de meest aangewezen overheden de FOD Volksgezondheid en de gemeenschappen.