Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3570

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 26 oktober 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Armoedebestrijding - Sociale rechten - Automatische toekenning - Resultaten - Beleidsplannen

armoede
sociale rechten
OMNIO
sociaal beleid
sociaal achtergestelde groep

Chronologie

26/10/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3571
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3572
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3573
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3574
Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4814

Vraag nr. 5-3570 d.d. 26 oktober 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De automatische toekenning van sociale rechten was en is één van de prioriteiten in het kader van armoedebestrijding. Van heel wat beleidsmaatregelen is geweten dat ze matthëuseffecten veroorzaken. Een maatregel kan nog zo goed bedoeld zijn, door een gebrek aan informatie of allerhande drempels bij het aanvragen of opnemen van de maatregelen komen ze niet steeds terecht bij de mensen die ze het meest nodig hebben. Daarnaast blijkt dat voor bij uitstek mensen in armoede een averechts gevolg sorteren en daardoor de achterstelling vergroten.

Hierover de volgende vragen aan de geachte ministers:

1) Welke resultaten hebt u al geboekt bij het automatische toekenning van sociale rechten? Concretiseerde men binnen uw bevoegdheiddomein(en) de opmaak van een inventaris van sociale rechten waarvan een "automatisering" wenselijk en mogelijk zou zijn? Zo ja, kan u een stand van zaken geven en mij deze lijst bezorgen? Zo neen, bestaan er plannen in deze richting en wanneer worden de eerste concrete resultaten verwacht?

2) Beschikt u hieromtrent al over financiële ramingen? Kan u mij deze bezorgen?

3) Bestaan er binnen uw bevoegdheidsdomein(en) plannen om bijkomende rechten aan het omnio-statuut te koppelen? Zo ja, over welke rechten gaat het hier en voor wanneer wordt dit geconcretiseerd?

4) Bestaat er hierover overleg met andere beleidsdepartementen? Op welke wijze wordt dit georganiseerd en met welke resultaten?