Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3314

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 30 september 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen

Saoedi-Arabië - Relatie - Genderbeleid - Reacties

Saoedi-Arabië
positie van de vrouw
diplomatieke betrekking
rechten van de vrouw

Chronologie

30/9/2011Verzending vraag
24/11/2011Antwoord

Vraag nr. 5-3314 d.d. 30 september 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Al eerder ondervroeg ik de minister over de relatie van België tot Saoedi-Arabië. Daarbij verwonderde ik me over de bijzondere vriendschap die onze staat koestert voor deze dictatuur, waarbij België af en toe heel voorzichtig een zweem van kritiek fluistert maar ondertussen deze staat blijft behandelen als een bevoorrechte partner, waarbij ook wapenleveringen geen probleem vormen. Ik interpreteerde het antwoord van de minister als niet bijzonder dapper. Hij stelde dat het geopolitiek en economisch belang van Saoedi-Arabië dermate groot is dat wij ons geen kritische - eigenlijk meer consequente - houding kunnen veroorloven. Deze onderdanige houding - kritische stemmen bestempelen ze als kruiperig - lijkt dus gebaseerd op een zuiver utilitair, instrumenteel argument. Deze afweging zet in één klap al onze hooggestemde verklaringen over mensenrechten, gelijkheid tussen man en vrouw enz. in de schaduw, om de zon van het politieke en economische belang volop te laten schijnen.

Recent onderging een Saoedi-Arabische vrouw een veroordeling tot tien zweepslagen omdat ze zonder expliciete overheidstoestemming met de auto reed. Deze veroordeling vormt het zoveelste schrijnende bewijs dat Saoedi-Arabië zich nog volop in een feodale fase bevindt, een maatschappij die leeft in een onverlicht despotisme, waar fundamenten van een rechtsstaat ontbreken.

1) Is de geachte minister bereid om namens België de staat Saoedi-Arabië op de meest expliciete wijze met dit soort praktijken - bijvoorbeeld het veroordelen van een vrouw tot zweepslagen omdat ze een auto bestuurde zonder staatspermissie - te confronteren en hierover met heldere stem, zonder terughoudendheid, zijn fundamentele afkeuring te laten blijken?

2) Hoe rijmt hij de uitgesproken standpunten van de Belgische regering in functie van mensenrechten, die in andere gevallen en in relatie tot andere naties met luide en krachtige stem worden gedeclameerd, met de zacht fluisterende en amper geëxpliciteerde kritieken op het regime van Saoedi-Arabië?

3) Vindt hij dat een diplomatiek zwijgen hier beter werkt dan een publieke afwijzing?

4) Hoe kan hij deze handelswijze in overeenstemming brengen met de basiswaarden van onder andere onze rechtsstaat en de ethische overtuigingen die hij zelf als politicus koestert?

Antwoord ontvangen op 24 november 2011 :

1. Ik ben steeds bereid met eender welke autoriteit een dialoog aan te knopen, als het een veroordeling betreft van praktijken die de fundamentele beginselen van het respecteren van de rechten van de mens met de voeten treedt.

2-3-4. Dialoog betekent uiteraard niet automatisch een publieke verklaring. Wanneer we onze stem willen laten horen om gevallen van schending van de rechten van de mens te veroordelen, zoeken we altijd naar het meest doeltreffende middel om zeker te stellen dat onze boodschap overkomt. De publieke confrontatie is niet altijd de meest succesvolle. Samen met de Europese Unie (EU) gaan we na welke de meest aangewezen aanpak is.

België had trouwens in 2009 tijdens het Universeel Periodiek Onderzoek (UPR) van de Verenigde Naties (VN)-Mensenrechtenraad over Saoedi-Arabië zijn standpunt over dit land reeds duidelijk gemaakt. Saoedi-Arabië stemde toen in met een aantal aanbevelingen inzake vrouwenrechten, zoals de bescherming van vrouwen en kinderen tegen geweld, de strijd tegen discriminatie van vrouwen met betrekking tot de toegang tot openbare plaatsen, hun deelname aan het maatschappelijk leven op voet van gelijkheid met mannen, de afschaffing van de inperking van hun bewegingsvrijheid, het rijverbod enz. De speciale rapporteur van de VN inzake geweld tegen vrouwen bracht in 2009 ook een bezoek aan het land.

Ik stel ook vast dat de ingrijpende veranderingen die zich sinds eind 2010 hebben voorgedaan, niet zozeer zijn toe te schrijven aan de druk die werd uitgeoefend door het Westen maar veeleer het resultaat zijn van een maturiteitsproces binnen de samenlevingen zelf. Om zeker te stellen dat de impact van een verandering wordt aanvaard en dat de verandering vruchten afwerpt, is het van wezenlijk belang dat de samenlevingen het zich toe-eigent.

Via onze ambassade en de EU-delegatie te Ryadh verzorgt België de voortzetting van informele contacten met de civiele samenleving en de niet-gouvernementele organisaties (NGO’s). Streefdoel bestaat erin om de regeringen in kwestie aan te moedigen in hun aangekondigde openheid met betrekking tot de fundamentele rechten van de mens.