Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3160

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 29 september 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen

Geroofde kunstwerken - Opeising en herverwerving - Buitenlandse musea en verzamelingen - Antwerpen - St-Pauluskerk - Rubens

kunstvoorwerp
diefstal
cultuurgoed

Chronologie

29/9/2011Verzending vraag
1/12/2011Antwoord

Vraag nr. 5-3160 d.d. 29 september 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het is genoegzaam bekend dat vele musea topwerken bezitten waarvan de herkomst niet altijd duidelijk is. In vele gevallen gaat het over ooit gesloten aankopen. In sommige gevallen kan men gewagen van roof. De laatste decennia ontstond er een beweging die streeft om kunstvoorwerpen die in het verleden door roof of ongeoorloofde aankopen hun weg vonden naar musea, in de mate van het mogelijke terug te brengen naar de oorspronkelijke plaats waar deze werken thuishoorden. Dit geldt bij uitstek voor ooit onroerende kunstwerken, onder andere uit de klassieke oudheid of verafgelegen culturen veelal uit andere werelddelen.

Uiteraard stelt deze doelstelling heel wat complexe juridische problemen, juist omdat de levensloop van deze kunstwerken soms erg beperkt tot niet gedocumenteerd is en dat men in vele gevallen op grote lacunes stoot. In andere gevallen blijkt de reconstructie glashelder en kan men met harde bewijzen aantonen dat het voorwerp werd geroofd en dat het best op de oorspronkelijke plaats terugkeert. Omdat de huidige staatkundige omstandigheden amper tot niet overeenstemmen met de periode waarin deze kunstwerken werden geroofd, valt men meestal terug op de huidige legitieme overheden. Dit betekent dat een mogelijk opeising van geroofde kunstwerken steeds gepaard gaat met diplomatiek en bilateraal overleg tussen de betrokken overheden. In sommige gevallen zijn de overheden rechtstreeks of onrechtstreeks de oorspronkelijke of huidige bezitters van deze kunstwerken en dus primair betrokken partijen. In andere gevallen kunnen deze overheden optreden als go-between tussen de betrokken particuliere partijen.

Ik leg bij deze de minister een heel concrete casus voor. Het gaat over het schilderij "Het Groot Visioen van Dominicus", een groot werk (5,65m x 3,65m) van Pieter Pauwel Rubens, geschilderd tussen 1618 en 1620 en speciaal gemaakt voor het hoogaltaar van de Antwerpse Dominicanenkerk St. Paulus. Het werd daar ook op maat in geïntegreerd door Peeter Verbruggen in 1670. Dit werk - een typische expressie van de contrareformatie - vormde een sluitstuk in de decoratie van de St. Pauluskerk.

Op 1 augustus 1794 (13de Thermidor van het jaar 2 van de Franse Republiek) gaf de Franse overheerser opdracht aan luitenant Jacques-Luc Barbier-Walbonne om uit de St. Pauluskerk negen schilderijen weg te nemen: vier van Rubens, één van Boeyermans, twee van Van Dyck, één van Jordaens en één van een onbekende meester. Een document omtrent deze actie, ondertekend door Barbier-Walbonne, vermeldt de volgende tekst "Anvers, le 13 Thermidore de L'an 2me de la république une et indivisible. Moi Commissaire nommé par Les representants du peuple, pour faire La recherche des tableaux et autres productions de Genie reconnait avoir enlevée au dominicain neuf tableau". De roof is dus goed en waarachtig gedocumenteerd en laat geen ruimte voor andere interpretaties dan deze van een roof onder dwang.

Na de overwinning op Napoleon (1815) werd een groot aantal van de geroofde schilderijen (ook uit andere kerken) prompt teruggehaald, onder andere uit het Louvre. De werken die hun weg vonden naar meer perifere Franse steden werden echter niet gerecupereerd. Dit was het geval voor het grote Rubens doek, door de Fransen betiteld als "Saint Dominique et Saint François d'Assise préservant le monde de la colère du Christ", dat - zo luidt het verhaal - in 1811 door Napoleon aan het museum van Lyon werd ter beschikking gesteld als staatsschenking. Kortom, het werk is bezit van de Franse overheid. Onder andere de schrijver Stendhal bestempelde dit werk als een van de belangrijkste Rubensschilderijen in Frankrijk. Nochtans leed dit doek ernstige schade door al deze omzwervingen.

Dit verhaal samengevat stelt dat een topwerk van een wereldberoemde Vlaamse meester, behorend aan de Antwerpse St. Paulus kerk en daar als aanwezig als centraal maar integraal onderdeel van het altaarstuk - dus onroerend door bestemming - werd geroofd door een vreemde maar overheersende mogendheid. Het werk werd niet verkocht, niet geschonken maar onder dwang geroofd en naar Frankrijk weggevoerd om uiteindelijk in Lyon te landen. Daar bevindt het zich nog steeds.

Hierover de volgende vragen aan de geachte minister:

1) Deelt hij de analyse dat dit specifieke schilderij - zoals in mijn vraag beschreven - via roof en onder de druk van een bezettingsmacht, in Frankrijk, meer bepaald het Museum van Schone Kunsten in Lyon, terechtkwam, maar de jure nog steeds eigendom is van de St. Pauluskerk? Dat dit kunstwerk niet zozeer en alleen omwille zijn absolute waarde als topwerk van een topkunstenaar maar vooral omdat het een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het altaarstuk (onroerend door bestemming), thuis hoort in de St. Pauluskerk?

2) Is hij bereid om zijn Franse collega hierover aan te spreken en hem te verzoeken om dit werk terug te bezorgen aan de Antwerpse St. Pauluskerk?

3) Kan hij hiervoor terugvallen op bestaande verdragen, conventies of andere juridische kaders die dergelijke recuperaties mogelijk maken? Zo ja, welke en hoe kan hij deze gebruiken?

4) Bij ontstentenis van juridische kaders en instrumenten, is hij bereid om hieromtrent een speciale inspanningen te leveren of diplomatieke of juridische stappen te zetten? Zo ja, hoe plant hij dit te doen? Zo niet, hoe verklaart hij zijn inertie hieromtrent?

Antwoord ontvangen op 1 december 2011 :

Ik verwijs het geachte lid naar mijn antwoord op mondelinge vraag nr. 5-1461 tijdens de Senaatscommissie Buitenlandse Zaken van 23 november 2011.