Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-315

van Nele Lijnen (Open Vld) d.d. 5 november 2010

aan de minister van Pensioenen en Grote Steden

Alleenstaanden - Specifieke beleidsmaatregelen - Stand van zaken

alleenstaande

Chronologie

5/11/2010Verzending vraag
23/8/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-314
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-316
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-317
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-318
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-319

Vraag nr. 5-315 d.d. 5 november 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het globaal aantal alleenstaanden in ons land blijft stijgen. Uit recent cijfermateriaal van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie blijkt dat het grootste aantal singles te vinden is in de leeftijdsgroep vijfentwintig tot negenentwintig jaar. In 2006 had 21,5 % van de mannen in die leeftijdscategorie geen partner. Over een periode van iets minder dan dertig jaar is het aantal mannelijke singles nagenoeg verdrievoudigd.

In tegenstelling tot bijvoorbeeld de grote gezinnen, voor wie allerhande sociale maatregelen, tariefverminderingen en dergelijke gelden en die ook schaalvoordelen kunnen genieten (bijvoorbeeld op het vlak van verwarmingskosten, kadastraal inkomen, aankopen in grotere hoeveelheden tegen voordeeltarief, …), kunnen alleenstaanden meestal geen beroep doen op gunstmaatregelen. Tevens zijn alleenstaanden in bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij ziekte of verlies van hun job, extra kwetsbaar.

Aangezien deze groep blijft toenemen, verdient ook zij de aandacht van de beleidsmakers.

Ik kreeg dan ook graag een antwoord op de volgende vragen:

1. Erkent u dat alleenstaanden nood kunnen hebben aan beleidsmaatregelen die expliciet rekening houden met hun maatschappelijke situatie als alleenstaande?

2. Welke maatregelen heeft u binnen uw bevoegdheden genomen die specifiek gericht zijn op alleenstaanden?

3. Zijn er bestaande discriminaties of situaties die expliciet nadelig zijn voor alleenstaanden en die u op korte termijn zult wegwerken? Zo ja, welke en hoe zult u ze wegwerken?

4. Overweegt u maatregelen of acties die expliciet gericht zijn op alleenstaanden met het oog op de relatieve versterking van hun sociale en financiële positie?

Antwoord ontvangen op 23 augustus 2011 :

1. Ik ga akkoord met het geacht lid dat alleenstaanden een groter risico hebben op armoede dan samenwonenden.

Samenwonenden hebben ten opzichte van alleenstaanden bepaalde voordelen. Bepaalde kosten zoals huishuur of verwarming blijven relatief stabiel, of het huishouden nu een of meerdere leden telt. Gehuwden hebben meer kans dan alleenstaanden op een eigen woning.

Naar pensioeninkomsten toe staan koppels waarvan beide partners een pensioen bekomen uit eigen arbeid er het beste voor.

Uit allerhande studies blijkt dat vooral alleenstaande vrouwen en koppels die enkel kunnen rekenen op het pensioen van één partner problemen hebben om de eindjes aan elkaar te knopen.

2. In het kader van mijn bevoegdheid op het vlak van de pensioenen, ben ik er in geslaagd de laagste pensioenen en de Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) verschillende keren te verhogen. Als deze maatregelen zich niet specifiek richten op alleenstaanden dan is dat omdat zij, op zich, al terugvallen op mechanismen die reeds met alleenstaanden rekening houden. Zo wordt bijvoorbeeld bij de toekenning van een IGO een hoger inkomen gewaarborgd aan alleenstaanden ten opzichte van samenwonenden.

3. Op het vlak van de pensioenen bestaan er geen discriminaties of nadelige situaties om reden dat men alleenstaande is.

4. Om zich van een betere situatie te verzekeren op het ogenblik van de pensionering, lijkt het me van belang dat de burger er toe aangezet wordt om zelf actief bezig te zijn en dus een goed pensioen op te bouwen.