Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3109

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 21 september 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Vrijwilligerswerk - Invaliditeitsuitkering - Onverenigbaarheid

lichamelijk gehandicapte
invaliditeitsverzekering
vrijwilligerswerk
cumulatie van inkomsten

Chronologie

21/9/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3110
Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4549

Vraag nr. 5-3109 d.d. 21 september 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In zijn antwoord op mijn vraag 5-1744 verwijst de minister door naar de staatssecretaris belast met personen met een handicap. De staatssecretaris verwijst op haar beurt (vraag 5-1745) door naar de minister. Voor mij is het niet belangrijk wie deze vraag beantwoordt, maar ik verwacht graag een adequaat antwoord.

Mensen die een invaliditeitsuitkering genieten wegens een werkonbekwaamheid en invaliditeit van 66 %, mogen deze uitkering niet combineren met een loonarbeid. Vaak gaat dit eveneens gepaard met andere onverenigbaarheden wegens lichamelijke beperkingen, zoals bijvoorbeeld het rijden met een wagen. Die onverenigbaarheid lijkt volkomen begrijpelijk en zelfs beschermend.

Vaak echter bedreigt het sociale isolement deze mensen. Het vrijwilligerswerk in onder andere verenigingen kan dat verhelpen. Het hoeft geen betoog meer dat vrijwilligerswerk sterk bijdraagt aan de opbouw van een goede samenleving. Nu blijkt dat het de mensen met een handicap van meer dan 66 % verboden is om zich in te zetten in het verenigingsleven. Zelfs bestuurstaken zouden hen onmogelijk worden gemaakt. Waar zit de logica van deze regels?

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Bent u op de hoogte van dit soort onverenigbaarheden, opgelegd aan mensen die een invaliditeitsuitkering genieten? Bevestigt u dat de sociale inzet van de vrijwilliger in het verenigingsleven, dus zonder hiervoor een loon te ontvangen, essentieel is voor deze mensen en vooral voorkomt dat ze in een sociaal isolement terechtkomen?

2) Heeft de adviserende geneesheer het recht deze mensen een vrijwilligersfunctie in het verenigingsleven te ontzeggen? Bent u het met me eens dat men deze mensen tweemaal straft voor hun beperking? Welk verhaal hebben deze mensen tegen de beslissingen van de adviserende geneesheer van de mutualiteit? Beseft u dat deze mensen uiterst zwak zijn om op te tornen tegen de beslissingen van de adviserende geneesheer?

3) Zal u maatregelen nemen die het de mensen die een invaliditeitsuitkering genieten wegens een werkonbekwaamheid en invaliditeit van minstens 66 %, toch mogelijk maken een engagement als vrijwilliger op te nemen? Zo ja, op welke termijn en via welke weg? Zo neen, waarom niet?