Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-309

van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 5 november 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Nationale Bank van België - Goudreserves - Hoge goudprijs - Eventuele verkoop

centrale bank
goud
deviezenreserve
Europese Monetaire Overeenkomst
schatkist
Eurosysteem

Chronologie

5/11/2010Verzending vraag
28/3/2011Antwoord

Vraag nr. 5-309 d.d. 5 november 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Belgische goudvoorraad bij de Nationale Bank is dit jaar met meer dan 35 procent gestegen. In augustus 2010 was de goudvoorraad 6,25 miljard euro waard. In het totaal beheert de Nationale Bank 7,3 miljoen ons goud. De Belgische staat kan dit goud echter niet zomaar te gelde maken. Hij is gebonden aan afspraken binnen de eurozone en aan een verdrag met enkele centrale banken. Goud moet blijkbaar in onderling overleg worden verkocht. Het verdrag loopt tot augustus 2014. Het risico bestaat echter dat de goudprijs tegen dan aanzienlijk is gedaald, wat nadelig is voor alle stakeholders, inclusief de aandeelhouders.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Kan de minister gedetailleerd toelichten aan welke verdragen de eventuele goudverkoop van de Nationale Bank gebonden is ? Kan hij expliciet de bepalingen weergeven die de procedure voor een eventuele goudverkoop voorschrijft? Aan welke termijnen is de Nationale Bank gebonden mocht zij een deel van de goudvoorraad verkopen?

2) Acht de minister het niet raadzaam, gelet op de hoge goudprijs en de noodzaak voor de overheid om te saneren, een deel van deze goudvoorraad te gelde te maken?

3) Acht hij het niet raadzaam zich in te dekken tegen een eventuele daling van de goudprijs? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kan hij dit uitvoerig toelichten en aangeven of die mogelijkheid reeds werd besproken met de regenten van de Nationale Bank?

Antwoord ontvangen op 28 maart 2011 :

De beslissingsbevoegdheid betreffende de eventuele verkoop van goud, ligt bij het Directiecomité van de Nationale Bank (cfr. infra). Als lid van het Eurosysteem maakt de Nationale Bank echter ook deel uit van de centrale banken die in augustus 2009 het zogenaamde goudakkoord (Joint Statement on Gold) hebben gesloten. Het huidige akkoord dat voor 5 jaar werd afgesloten (2009 - 2014) en een vorig akkoord (2004 - 2009) vervangt, bepaalt onder meer dat de ondertekenende instellingen met elkaar overleg zullen plegen betreffende hun goudverkopen en dat de jaarlijkse verkopen niet meer zullen bedragen dan 400 ton en de totale verkopen over de periode van 5 jaar 2000 ton niet zullen overschrijden.

Wat betreft de tweede vraag dient vooreerst te worden opgemerkt dat, overeenkomstig artikel 130 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bevattende het beginsel van de onafhankelijkheid van de centrale banken, noch de minister van Financiën of zijn vertegenwoordiger bij de Nationale Bank, noch de Belgische Staat het recht hebben om tussen te komen in het beheer van de officiële externe reserves (waaronder de goudreserves) van de Belgische Staat die worden aangehouden door de Nationale Bank. Een beslissing over de opportuniteit van een arbitrage van goud tegen andere externe reservebestanddelen behoort tot de exclusieve en autonome beslissingsmacht van het Directiecomité van de Nationale Bank en mag niet worden beïnvloed door de Belgische regering.

Bovendien dient erop te worden gewezen dat, overeenkomstig artikel 30 van de organieke wet van de Nationale Bank, gerealiseerde goudmeerwaarden moeten worden geboekt op een bijzondere onbeschikbare reserverekening. Ofschoon de netto-opbrengst van de activa die de tegenpost vormen van deze reserverekening aan de Staat wordt toegekend, kunnen de meerwaarden zelf dus niet worden toegekend aan de Staat, tenzij er bij wijze van lex specialis, die afwijkt van voormeld artikel van de organieke wet van de Nationale Bank, anders over wordt beschikt, hetgeen in het verleden reeds geschiedde, bijvoorbeeld om te worden gestort in het Zilverfonds.

Tot slot wordt nog opgemerkt dat, overeenkomstig een beslissing van Eurostat van 3 februari 1997, een storting van goudmeerwaarden door een centrale bank aan de Staat geldt als een financiële verrichting zonder effect op het begrotingstekort. Dergelijke storting kan hooguit worden aangewend om de schuldratio te verminderen.

De goudvoorraad van de Bank maakt, samen met de US-dollarreserves, deel uit van de officiële externe reserves van de Belgische Staat. Het aanhouden en beheren van de officiële externe reserves van de Lid-Staten van de unie behoort tot de fundamentele taken van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) (artikel 127 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Bij de start van de derde fase van de Europese Monetaire Unie hebben de nationale centrale banken externe reservebestanddelen (waaronder goud) overdragen aan de European Central Bank (ECB). Indien nodig kan de ECB, binnen de grenzen en voorwaarden vastgesteld in de Statuten van de ESCB en de Council Regulation (EC/N°1010/2000 van 8 mei 2000) bijkomende overdrachten van externe reservebestanddelen vorderen vanwege de NCBs.

Het aanhouden van goud leidt tot een diversificatie van de officiële externe reserves (ingevolge de negatieve correlatie tussen de goudprijs en de koers van de US-dollar) waarvan het effect zou verdwijnen indien er een hedging van de goudvoorraad zou gebeuren.

Overeenkomstig artikel 19.4 van de organieke wet van de Nationale Bank wordt de Regentenraad slechts geraadpleegd over de plaatsing van het kapitaal, de reserves en de afschrijvingsrekeningen. Dit is over het beheer van actiefpost 9.3 van de balans van de Nationale Bank, waarin de zogenaamde statutaire beleggingen worden geboekt. De Regentenraad wordt niet geraadpleegd over het beheer van de goudreserves (actiefpost 1 van de Nationale Bank)