Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3087

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 19 september 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid

Loonkost - Horeca - Noodzaak van zwartwerk om te overleven

loon
loonkosten
horecabedrijf
zwartwerk

Chronologie

19/9/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4887

Vraag nr. 5-3087 d.d. 19 september 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De winnaar van het populaire TV-programma " Mijn Restaurant " in 2008 besloot recent om zijn restaurant te sluiten. Niet omdat er te weinig klanten zouden komen - dat viel nog beste mee - maar omdat de loonlast te zwaar woog. De eigenaar stelde het als een belangrijk principe om alle personeelsleden correct en zonder truckjes te vergoeden, dit betekent voltijds en met een volwaardig arbeidscontract. De beslissing om het restaurant te sluiten klonk bikkelhard: een restaurant dat volgens het boekje werkt, blijkt gewoon onleefbaar.

Deze conclusie, hoe confronterend ook, blijkt voor vele, zeker voor insiders helemaal geen verrassing. Blijkbaar werkt een groot deel van de horecabedrijven niet helemaal volgens het boekje, worden er allerlei achterpoortjes gevonden om het personeel niet voltijds aan te stellen maar via andere middelen toch een aanvaardbaar loon te geven.

De minister en ik delen hier ongetwijfeld dezelfde bekommernissen en overtuigingen: we weten dat zwart werk grote schade veroorzaakt, niet alleen voor onze sociale zekerheid maar ook voor de rechtszekerheid en de toekomst van alle werknemers in dergelijke systemen. Zwart werk is ronduit inciviek, betekent fraude en verdient een harde aanpak. Laat ons daarover helder en duidelijk zijn. Maar anderzijds kunnen we niet blind blijven voor de ondertussen bekende systemen en sectoren waar zwart werk blijkbaar eerder tot het systeem dan tot de uitzondering behoort. Ongeacht mijn - onze - duidelijk afkeuring van deze systematiek, klinkt een noodkreet, zoals deze van de jonge en succesvolle restaurant-uitbater, schrijnend en smeekt om degelijke en adequate beleidsaandacht. Horeca Vlaanderen herkent deze getuigenis als uiterst relevant en waarheidsgetrouw. Daarbij verwijst de belangenverdediger naar de hoge loonkost. Deze bedraagt 43,3 % in België versus 35,4 % in Duitsland en 33,3 % in Nederland. Een studie van de Universiteit Hasselt, onder de leiding van professor Houben, ondersteunt deze analyse en diagnose.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoe evalueert de minister dit verhaal, dat als exemplarisch mag worden beschouwd voor een aantal sectoren, de horeca in het bijzonder?

2) Kan zij begrip opbrengen voor de getuigenis van deze jonge restaurantuitbater die het niet kon bolwerken zonder buiten de lijntjes te kleuren? In welke mate kan de minister dergelijke jonge ondernemers, met een hoopvolle en sterke zaak, toch de mogelijkheden bieden om binnen de wettelijkheid te overleven?

3) Evalueert zij de recente maatregel van de verlaging van de belasting over de toegevoegde waarde (BTW), in deze context als amper tot niet succesvol in zijn positieve effecten op de hoge kostendruk?

4) Beaamt zij de analyse dat zich hier een aanpak ten gronde opdringt, opdat bedrijven die kiezen voor een strikt wettelijke aanpak, toch kunnen overleven? Welke beleidsmaatregelen overweegt of ontwikkelt de minister om aan deze relevante probleemstelling een oplossing te bieden?