Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3072

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 12 september 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Personen met een handicap - Onverenigbaarheid van een uitkering met vrijwilligerswerk

lichamelijk gehandicapte
invaliditeitsverzekering
vrijwilligerswerk
cumulatie van inkomsten

Chronologie

12/9/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Vraag nr. 5-3072 d.d. 12 september 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 5-1745 verwees de staatssecretaris voor Sociale Zaken, belast met Personen met een handicap door naar de geachte minister van Sociale Zaken. De geachte minister verwees op haar beurt (schriftelijke vraag nr. 5-1744) door naar de staatssecretaris voor Sociale Zaken.

Het is voor mij secundair wie deze vraag beantwoordt, maar ik verwacht uiteraard een adequaat antwoord omdat de plaats tussen kastje en muur me niet comfortabel lijkt.

Mensen die een invaliditeitsuitkering genieten wegens een werkonbekwaamheid en invaliditeit van 66 %, mogen deze uitkering niet combineren met een loonarbeid. Vaak gaat dit eveneens gepaard met andere onverenigbaarheden wegens lichamelijke beperkingen, zoals bijvoorbeeld het rijden met een wagen. Die onverenigbaarheid lijkt volkomen begrijpelijk en zelfs beschermend.

Vaak echter bedreigt het sociale isolement deze mensen. Het vrijwilligerswerk in onder andere verenigingen kan dat verhelpen. Het hoeft geen betoog meer dat vrijwilligerswerk sterk bijdraagt aan de opbouw van een goede samenleving. Nu blijkt dat het de mensen met een handicap van meer dan 66 % verboden is om zich in te zetten in het verenigingsleven. Zelfs bestuurstaken zouden hen onmogelijk worden gemaakt. Waar zit de logica van deze regels?

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Bent u op de hoogte van dit soort onverenigbaarheden, opgelegd aan mensen die een invaliditeitsuitkering genieten? Bevestigt u dat de sociale inzet van de vrijwilliger in het verenigingsleven, dus zonder hiervoor een loon te ontvangen, essentieel is voor deze mensen en vooral voorkomt dat ze in een sociaal isolement terechtkomen?

2) Heeft de adviserende geneesheer het recht deze mensen een vrijwilligersfunctie in het verenigingsleven te ontzeggen? Bent u het met me eens dat men deze mensen tweemaal straft voor hun beperking? Welk verhaal hebben deze mensen tegen de beslissingen van de adviserende geneesheer van de mutualiteit? Beseft u dat deze mensen uiterst zwak zijn om op te tornen tegen de beslissingen van de adviserende geneesheer?

3) Zal u maatregelen nemen die het de mensen die een invaliditeitsuitkering genieten wegens een werkonbekwaamheid en invaliditeit van minstens 66 %, toch mogelijk maken een engagement als vrijwilliger op te nemen? Zo ja, op welke termijn en via welke weg? Zo neen, waarom niet?