Overheidsbedrijven - Integratie van ervaringsdeskundigen in de armoedebestrijding
overheidsbedrijf
armoede
sociale analyse
maatschappelijk werker
sociale uitsluiting
9/9/2011 | Verzending vraag |
7/12/2011 | Dossier gesloten |
Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4806
In antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 5-2134, stelde de geachte staatssecretaris dat de inhoud identiek is aan mijn schriftelijke vraag nr. 5-2136 en verwees hij me dus naar dat antwoord. Deze vraag is echter niet identiek. De ene vraag gaat over overheidsdiensten (5-2136) de andere over overheidsbedrijven (5-2134).
Ik herhaal daarom de vraagstelling van schriftelijke vraag nr. 5-2134 (met aanvulling):
1) Hoeveel ervaringsdeskundigen in de armoede werken momenteel voor een overheidsbedrijf en in welke diensten zijn deze tewerkgesteld (al dan niet gedetacheerd vanuit de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie - POD MI)? Zijn er overheidsbedrijven waar er geen ervaringsdeskundige aan de slag is? Hoe verklaart en verantwoordt de geachte staatssecretaris dit?
2) Hoe verloopt de rekrutering van deze ervaringsdeskundigen? Onder welk soort statuut vallen zij (contractueel of statutair, van beperkte of onbepaalde duur, halftijds of deeltijds, niveau, barema, enz.)? Bestaat er een verschillen tussen de ervaringsdeskundigen die tewerkgesteld zijn in overheidsbedrijven en diegenen die tewerkgesteld zijn in overheidsdiensten? Welke toekomstperspectieven hebben deze ervaringsdeskundigen binnen de overheidsbedrijven?
3) Werd dit project reeds geëvalueerd en met welk resultaat? Leidde de inzet van de ervaringsdeskundigen daadwerkelijk naar het verbeteren van de toegankelijkheid van de diensten van deze overheidsbedrijven voor alle burgers, waaronder mensen in armoede? Leidde deze aanpak naar een betere toepassing van de sociale grondrechten voor iedereen? Kan de geachte staatssecretaris dit concretiseren aan de hand van een voorbeeld? Waar liggen de grootste knelpunten in dit project? Wat ondernam of plant hij om deze knelpunten weg te werken?
4) Is hij tevreden met de werking en de resultaten van het project? Acht hij de huidige opzet als voldoende om de beoogde doelen te bereiken? Plant hij hier nog verdere initiatieven of een uitbreiding van het project? Bestaat er vanuit de overheid een budgettair engagement om dit project op lange termijn te financieren?