Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3017

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 26 augustus 2011

aan de minister van Justitie

Executief van de Moslims van België - Continuïteit dagelijkse werking - Uitkering subsidie

godsdienst
islam
moslim
verhouding kerk-staat
overheidssteun

Chronologie

26/8/2011Verzending vraag
18/10/2011Antwoord

Vraag nr. 5-3017 d.d. 26 augustus 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik ondervroeg de geachte minister al verschillende keren over zijn plannen met betrekking tot het Executief van de Moslims van België (ook Moslimexecutieve genoemd). Op 8 juni 2011 stelde ik hem een vraag over zijn beslissing om de subsidie voor de Moslimexecutieve te verminderen.

Hij verzekerde mij in zijn antwoord dat hij genoeg middelen voorzag om continuïteit van de moslimexecutieve op administratief vlak te verzekeren. Zijn diensten legden de laatste hand aan een ontwerp van Koninklijk Besluit teneinde aan de Executieve een beperkt bedrag toe te kennen.

Ik vermoed dat dit bedrag nog steeds niet is uitgekeerd want onlangs kreeg ik het bericht dat de Moslimexecutieve telefonisch niet meer bereikbaar is omwille van onbetaalde telefoonrekeningen. De dagelijkse werking van de Moslimexecutieve ligt volledig lam door een gebrek aan middelen. Nochtans iets waarvan hij mij verzekerde dat het niet zou gebeuren.

1) Is de geachte minister op de hoogte dat de dagelijkse werking van de Moslimexecutieve lam ligt door een gebrek aan middelen? Begrijpt hij dat dit niet strookt met wat hij verklaarde in de commissie van 8 juni 2011? Vindt hij het normaal dat de Moslimexecutieve, als gesprekspartner van de overheid en als vertegenwoordiger van de moslimgemeenschap in België, zijn werking niet meer kan voorzetten omdat de overheid talmt met de uitbetaling van middelen?

2) Kan hij mij bevestigen of de beloofde middelen voor de Moslimexecutieve voor de continuïteit van de werking al dan niet zijn uitbetaald? Zo ja, over welk bedrag gaat het hier? Zo neen, waarom is dit nog niet gebeurd en wanneer plant hij om deze middelen over te maken? Begrijpt hij dat dit een zaak van enige urgentie is?

Antwoord ontvangen op 18 oktober 2011 :

Op 28 augustus 2011 worden twee koninklijke besluiten (KB) genomen, enerzijds het koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 9 mei 2008 houdende erkenning van de leden titularis van een mandaat in het Executief van de Moslims van België en anderzijds, een koninklijk besluit tot toekenning van een subsidie van 70 000 euro voor de werking van het Executief van de Moslims van België. De twee dossiers zijn met elkaar verbonden.

Wat het eerste koninklijk besluit betreft beschikken de leden, titularis van een mandaat in het Executief van de Moslims van België, overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 9 mei 2008 houdende erkenning van de leden, titularis van een mandaat in het Executief van de Moslims van België, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2010, over een mandaat dat op 31 maart 2011 verstreken is.

Tijdens de ontmoetingen met het Executief van de Moslims van België, op 1 en 31 maart 2011 werd mij toelichting verschaft over het proces van vernieuwing van het Executief.

Ik heb moeten vaststellen dat, in strijd met de vraag naar een gezamenlijk project, er twee projecten werden voorgesteld door de leden van het uittredend Executief, het ene door elf leden en het andere door vier leden. De twee projecten hebben verschillende gevolgen.

Op een vergadering gehouden op 22 juni 2011, heb ik moeten vaststellen dat er nog steeds geen significante vooruitgang is naar een gezamenlijk project; wel werd het eerste project reeds verder uitgewerkt.

Men kan echter niet tot een juridisch vacuüm komen en een minimaal functionerend representatief orgaan van de islamitische eredienst is noodzakelijk, gelet op de werkelijkheid van het terrein.

Bij brieven van 4 juli en 18 augustus 2011 heeft het Executief mij meegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomsten van het administratief personeel zullen moeten beëindigen bij gebrek aan financiële middelen.

Op dit ogenblik zijn moskeeën erkend, worden imams ten laste van de begroting van de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie uitbetaald, zijn islamitische consulenten in de strafinrichtingen werkzaam en zijn islamleerkrachten in het onderwijs aangesteld, dus hebben de administratieve overheden en de lokale erkende gemeenschappen in alle geval er nood aan om ten aanzien van de organen van de islamitische eredienst over een contactpunt te beschikken. Het is inderdaad onmogelijk dat de administratieve overheden rechtstreeks zouden contact hebben met de verschillende correspondenten in dit opzicht en zij dienen ook inmenging in de interne aangelegenheden van de islamitische eredienst te vermijden.

Ik zie mij dan ook verplicht, in het kader van de continuïteit van de dienstverlening, maar ook zonder dat ik zonder meer kan overgaan tot een verlenging van het mandaat van de individuele leden van het Executief van de Moslims van België, aangezien zij er niet in geslaagd zijn om na drie jaar een gezamenlijk voorstel voor de vernieuwing voort te brengen, te voorzien in een overgangsstructuur.

Daarbij dient hiermee rekening te worden gehouden om de beginselen te verzoenen van enerzijds niet- inmenging van de overheid en anderzijds de noodzaak dat de overheid de nodige voorwaarden schept opdat een erkende eredienst op een efficiënte wijze zou kunnen functioneren en de financiële tussenkomsten zou kunnen ontvangen.

De overheid heeft ook de plicht om de vrijheid van eredienst actief te ondersteunen.

Eensgezindheid lijkt nu niet onmiddellijk mogelijk, zelfs niet over overgangsstructuren, maar het vernieuwingsproces moet tenminste begeleid blijven en eventueel verder worden ontwikkeld.

Zoals reeds hierboven aangehaald is het onmogelijk om het mandaat van alle huidige leden van het Executief, hetgeen verstreek op 31 maart 2011 en waarbij aan de verlenging ervan concrete voorwaarden waren gekoppeld, die niet werden vervuld, te verlengen.

In afwachting van oplossingen op lange termijn, had ik derhalve op een vergadering van 18 mei 2011 voorgesteld om een ad-hoc structuur te weerhouden, waarbij de vier leden van het Bureau de opdrachten van het Executief in het kader van de lopende zaken zouden waarnemen.

De brief van 6 juni 2011 waarbij men aandringt op de verlenging van het mandaat van alle leden van het Executief, kan ik om de hierboven uiteengezette redenen niet aanvaarden.

Teneinde een juridisch vacuüm te vermijden, verdient het aanbeveling dat het Bureau van het Executief samengesteld uit de heer Ugurlu Semsettin, voorzitter, de heer Üstün Mehmet, ondervoorzitter, mevrouw Praile Isabelle, ondervoorzitter en de heer Adahchour Mohammed, ondervoorzitter, de opdracht in lopende zaken kan verderzetten en de continuïteit van het vernieuwingsproces kan verzekeren.

Met het oog daarop heb ik dan ook aan de Koning voorgesteld dat het mandaat van de leden van het Bureau van het Executief zou worden verlengd vanaf 1 april tot 31 december 2011.

Deze termijn wordt ingegeven door een bezorgdheid om zo snel als mogelijk een representatief orgaan te hebben dat over voldoende slagkracht beschikt voor het verzekeren van het beheer van de dossiers van de islamitische eredienst binnen het Belgisch kader en met het oog op de voortzetting van de dialoog over de vernieuwing.

Wat het tweede koninklijk besluit betreft, wordt een bedrag van 70 000 euro toegekend aan de Vereniging zonder winstoogmerk (VZW)

“College van het Executief van de Moslims van België”. Dit bedrag kan enkel worden aangewend voor de salarissen van de bedienden, de huur met betrekking tot het gebruikte gebouw en de vaste lasten die inherent zijn aan de goede werking van het Executief.