Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2819

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 20 juli 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

De plaatsing van kunstheupen

chirurgie
medisch en chirurgisch materiaal
kwaliteit van het product

Chronologie

20/7/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-1193
Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4544

Vraag nr. 5-2819 d.d. 20 juli 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het plaatsen van één of twee kunstheupen evolueerde tot een weliswaar zware maar vooral routinematige heelkundige ingreep. Duizenden mensen herwinnen door zo'n kunstheup hun mobiliteit. Velen herstellen quasi volledig en blijven na een stevige revalidatieperiode nog jarenlang mobiel.

Recent berichtten de media hierover. Daarbij vielen twee berichten op. Ten eerste blijkt er een erg groot verschil in de kwaliteit van de prothesen. Niet alle kunstheupen bewijzen zich even duurzaam. Daarbij kent men ondertussen de oorzaken waardoor de kwaliteitsverschillen worden veroorzaakt. Toch blijft men diverse types en modellen uitproberen. Deze praktijken leidden naar een tweede vaststelling, namelijk dat België wordt beschouwd als een uitstekende experimenteerzone, waar goede en slechte types en modellen worden gediscrimineerd. Dit gebeurt vooral in het voordeel van landen met private ziekteverzekeringen, bijv. de Verenigde Staten. Ons stevig sociaal systeem zorgt immers voor een terugbetaling van het grootste deel van de kosten, prothese inbegrepen. Uit de lessen die België - en wellicht nog andere West-Europese landen leren, kunnen grote verzekeringsfirma's hun profijt trekken.

Dit alles klinkt niet meteen als een mooi en stichtend verhaal.

Beaamt de Minister dat er grote kwaliteitsverschillen - die niet altijd gekoppeld aan prijsverschillen - bestaan tussen de verschillende types en modellen van kunstheupen die in België worden geplaatst? Hoe verklaart de Minister dat er toch nog altijd vele heupprothesen worden geplaatst waarvan men weet dat ze beduidend minder duurzaam zijn dan andere? Hoe verdedigt de Minister het feit dat deze expliciete kennis niet publiek wordt gemaakt, zodat de patiënt - in dit geval ook consument - maar ook de sociale zekerheid niet opdraait voor de gevolgen, waaronder de kosten, van een minder goede kunstheup? Welke verklaring geeft de Minister aan de hardnekkigheid waarmee relatief slechte modellen toch overleven? Plant de Minister hieromtrent concrete informatieacties, waardoor patiënt en sociale zekerheid baat zullen hebben?

Bevestigt de Minister dat in vele gevallen het plaatsen van nieuwe of eerder onbekende prothesen geschiedt met de optie hierdoor te leren over de kwaliteit van deze nieuwe modellen? Zo ja, hoe evalueert en apprecieert de Minister deze vaststelling? Zo niet, met welke argumenten kan de Minister deze hypothese ontkrachten?