Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2790

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 19 juli 2011

aan de minister van Justitie

Gemeentelijke administratieve sancties - Minderjarigen - Toepassing

administratieve sanctie
plaatselijke overheid
minderjarigheid

Chronologie

19/7/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4679

Vraag nr. 5-2790 d.d. 19 juli 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het Alternatieve Rapport van de Niet-gouvernementele organisaties (NGO's) van 2010 over de toepassing van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) in België, stelt problemen bij de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties (GAS) op minderjarigen. Centrale opmerking is het ontbreken van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Onder de populistische slogans, zoals zero tolerance, beslissen gemeentebesturen soms tot ronduit absurde definities van overlast. Dit begrip is op geen enkele wijze afgebakend of gedefinieerd en zet de deur open tot willekeur. Daarbij is het niet duidelijk hoe de gemeentebesturen in dergelijke gevallen ter orde kunnen worden geroepen. Specifiek jonge mensen, steeds jonger, worden geviseerd. Men mag zich inderdaad ook een vraag stellen bij de scheiding van de machten, want de gemeentebesturen bepalen eerst de strafbare gedragingen en controleren en bestraffen tegelijkertijd. Ze spelen dus wetgevende en uitvoerende macht en - als het over gemeente-eigendommen gaat, ook betrokken partij. Ook dijt het aantal en soort personen die de strafbare vaststelling mag doen ook alsmaar uit. Tegelijkertijd speelt ook rechtsongelijkheid tussen minder- en meerderjarigen. Bij meerderjarigen wordt een GAS niet op het strafregister genoteerd, bij minderjarigen brengt men het parket wel op de hoogte.

Hierover de volgende vragen:

1) Hoe interpreteert en evalueert de geachte minister de kritische bemerkingen van het in kinderrechten gespecialiseerde middenveld op de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties? Beaamt hij de vaststellingen van rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid? Gaat hij akkoord dat deze toepassingen soms absurde vormen aannemen, dat gemeentebesturen in deze zaken genoegzaam verschillende rollen combineren? Beschikt hij over argumenten om deze kritiek te counteren?

2) Wil hij ingaan op de suggestie van het middenveld om de gevolgen van het beleid en de toepassing van gemeentelijke administratieve sancties op minderjarigen systematisch en kritisch te onderzoeken? Zo ja, wanneer en hoe zal hij dit voorstel concretiseren? Zo niet, met welke argumenten wijst hij deze suggestie af?