Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2765

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 15 juli 2011

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Politie - Verkeerscontrole - Vluchtgedrag - Achtervolging - Procedures

politiecontrole
ongeval bij het vervoer

Chronologie

15/7/2011Verzending vraag
23/9/2011Antwoord

Vraag nr. 5-2765 d.d. 15 juli 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 28 mei 2011 stierf Stefaan Schoofs, een 24-jarige jongeman, door een motorongeval na een politieachtervolging in Sint-Antonius-Zoersel.

De volgende feiten speelden zich af. Stefaan Schoofs toerde die zaterdagavond met zijn motorfiets. Rond 23 uur reed hij op de Antwerpsesteenweg in Westmalle, in de richting van Turnhout. Bij het opmerken van een politiecontrolepost maakte hij rechtsomkeer. Het blijft onduidelijk waarom hij terugdraaide. Stefaan Schoofs bleek niet onder invloed van alcohol of andere drugs. Hij behaalde twee weken voordien zijn definitief motorrijbewijs, maar het ontbrak hem nog aan een stempel van het gemeentebestuur. Maakt dit hem angstig, of misschien omdat zijn identiteitskaart nog thuis lag? Hij kan hierover niet meer getuigen. Nadat Stefaan Schoofs rechtsomkeer maakte, zette de politie onmiddellijk de achtervolging in. Vermoedelijk maakte deze achtervolging hem bang en begon hij daardoor sneller te rijden. Hij raakte helemaal verstrikt in een vluchtpatroon en kon waarschijnlijk niet meer terug. In de bebouwde kom, op de Handelslei in Sint-Antonius, week Stefaan Schoofs plots uit, raakte een tegenligger en reed vervolgens tegen een boom. Hij overleed ter plaatse.

Aan de familie en in de berichtgeving over het ongeluk stelde de politie dat ze Stefaan Schoofs zou hebben aangemaand te stoppen ter hoogte van café Trappisten in Westmalle. Toen dat niet lukte volgden ze hem op een veilige afstand, waarbij ze verklaarden om geen overdreven druk te hebben uitgeoefend. Getuigen spreken deze stelling tegen. Eén van de getuigen reed met haar wagen op de Antwerpsesteenweg in de richting van Westmalle, dus in de tegengestelde rijrichting. Ze ontkent dat de politie Stefaan aanmaande te stoppen ter hoogte van café Trappisten, aangezien Stefaan en de politie haar op die plaats in tegenovergestelde rijrichting, passeerden. Volgens diezelfde getuige werd Stefaan opgejaagd. De politiemotor bleef hem op zeer korte afstand achtervolgen met zwaailichten, zoals we dat kennen uit Amerikaans films en sensationele TV-reeksen. Aangezien beide motors zich richting bebouwde kom begaven, vreesde de getuige voor een slechte afloop. Ze draaide onmiddellijk terug. Toen ze echter bij de bebouwde kom aankwam, was het ongeval reeds gebeurd. De politiemotors waren slechts sinds drie weken in gebruik. De reden voor die aanschaf werd openlijk aangekondigd als een maatregel om de verkeersveiligheid van de burgers te bevorderen. Wat hier gebeurde, lijkt echt het tegendeel.

Dit relaas maakt duidelijk dat een achtervolging aanleiding kan zijn voor uiterst dramatische en dodelijke gevolgen. Daarnaast worden familieleden en vrienden nu geconfronteerd met een mediabeeld van de overledene alsof het ging over een crimineel. Ze hebben zich hieromtrent ook bevraagd, vooral over de wijze waarop de achtervolging werd aangepakt. De lokale korpschef verwees hierbij naar een Nederlandse reglementering, maar niet naar een Belgische.

Dit tragische verhaal geeft daarom aanleiding voor de volgende vragen :

1) Rechtvaardigt het rechtsomkeer maken bij het zien van een politiecontrole, een politieachtervolging? Zo ja, onder welke voorwaarden en met welke modaliteiten?

2) Mag de politie aan grote snelheid een bestuurder achtervolgen, ook als er gevaar bestaat voor andere weggebruikers?

3) Mag de politie bestuurders achtervolgen tot in de bebouwde kom? Bestaan er voorzorgsmaatregelen bij het betreden van de bebouwde kom?

4) Kent de politie de symptomen van vluchtgedrag bij bestuurders? Het blijkt duidelijk uit de literatuur hieromtrent dat achtervolgden grote kans maken om helemaal buiten zichzelf te geraken, daarbij alle regels voor veiligheid - voor anderen en zichzelf - te vergeten.

5) Krijgen politieagenten die achtervolgingen inzetten de nodige vorming over mogelijk "onschuldig" vluchtgedrag?

6) Blijkbaar bestaan er in Nederland strikte procedures bij achtervolgingen. Zijn deze de minister bekend? Bestaat dergelijke reglementering ook in België?

Antwoord ontvangen op 23 september 2011 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

  1. Wanneer een bestuurder schijnbaar bewust een politiecontrole ontwijkt, wordt dit beschouwd als verdacht gedrag. Het gedrag geeft met andere woorden aanleiding tot het vermoeden dat deze bestuurder zich schuldig maakt aan een misdrijf.

    Voor het achtervolgen van een auto zijn er geen speciale voorschriften.

    Er is momenteel binnen de federale wegpolitie een werkgroep bezig die over het narijden van voertuigen een ontwerpnota samenstelt. Het comité P heeft recentelijk een verslag opgesteld dat opmerkt dat er geen precieze eenduidigheid en instructies voorhanden zijn.

    Een gevalideerde nota die kadert binnen de opleiding geweldbeheersing geeft summier een aantal instructies en bedenkingen weer. Deze nota is verschenen in 2007. Ze maakt deel uit van de lessen basisopleiding.

  2. Het verkeersreglement regelt dat de bepalingen inzake snelheidsbeperkingen niet gelden voor voertuigen gebruikt door bevoegde personen, noch voor prioritaire voertuigen wanneer een dringende opdracht het rechtvaardigt. Het staande houden en het daarvoor vereiste volgen, met het oog op onderschepping, kan als dringende opdracht beschouwd worden.

    De algemene gedragsregels van het verkeersreglement leggen elke bestuurder een voorzichtigheidsplicht op. Het bepaalt dat de bestuurders hun snelheid moeten aanpassen aan de omstandigheden, in het bijzonder de aanwezigheid van andere weggebruikers, de weersomstandigheden, de plaatsgesteldheid, belemmeringen, verkeersdichtheid, zicht, staat van de weg en de lading van zijn voertuig. Het verkeersreglement stelt de politie niet vrij van deze voorzichtigheidsplicht.

  3. Er zijn geen bijzondere regels die afwijken van het antwoord op vraag 2. Er is geen verschil tussen de toepassing van deze regels buiten of binnen de bebouwde kom.

  4. In de opleiding “Controle van een persoon in en rond een voertuig” van de opleiding “Geweldbeheersing” wordt bepaald dat de tussenkomende medewerkers zich bewust moeten zijn van de gevolgen van deze stresssituatie.

  5. Dit staat uitdrukkelijk in de hierboven vermelde nota uit 2007.

  6. Er zijn, voor wat de Belgische politiediensten betreft, geen algemene regels. Elke leidinggevende kan in zijn dienstopdracht de wijze waarop deze opdrachten vervuld moeten worden, voorschrijven.

    Zoals in het antwoord op vragen 1 en 2 reeds besproken is er momenteel geen uitdrukkelijk modus operandi beschreven, maar buigt een werkgroep zich over het opstellen van aanbevelingen met betrekking tot het “achtervolgen”.