Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2760

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 15 juli 2011

aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Steunpunt armoedebestrijding - Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding - Onduidelijke relatie - Gevolgen

Myria
armoede
Unia
samenwerkingsakkoord (Belgisch institutioneel kader)

Chronologie

15/7/2011Verzending vraag
4/11/2011Antwoord

Vraag nr. 5-2760 d.d. 15 juli 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het jaarverslag 2010 van het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding (CGKR) vermeldt op pagina 33 de volgende tekst : "Zowel het Steunpunt als het Centrum betreuren de onduidelijke situatie die er vandaag is. Beiden gaan naar best vermogen om met deze onduidelijkheid, maar blijven vragende partij om de verhouding te verduidelijken." Deze passus klinkt niet meteen positief, zeker niet in het jaarverslag van een overheidsinstelling.

Daarom en daarover volgende vragen:

1) Hoe interpreteert de geachte staatssecretaris de hoger aangehaalde passus waaruit blijkt dat zowel het Steunpunt armoedebestrijding als het CGKR zich over hun onduidelijke relatie beklagen? Hoe verklaart hij deze onduidelijkheid, wie veroorzaakte deze?

2) Hoe verklaart hij dat deze oncomfortabele situatie blijft duren en er, althans zoals blijkt uit het jaarverslag, geen oplossing in zicht blijkt?

3) Hoe zal hij aan deze oneigenlijke situatie een einde stellen, hoe en wanneer zal er welke werkzame, duidelijke structuur ontstaan? Welk scenario hanteert hij hiervoor? Voorziet hij hier bepaalde tegenwerking of drempels, en zo ja welke?

4) Heeft deze oncomfortabele en onduidelijke situatie negatieve gevolgen op de slagkracht van het Steunpunt armoedebestrijding? Zo ja, welke? Zo niet, hoe verklaart hij dan de negatieve passus in het jaarverslag van het CGKR?

5) Hoe verhoudt het Steunpunt armoedebestrijding zich t.o.v. de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Maatschappelijke Integratie? Waar liggen de demarcaties, hoe vermijdt men overlapping?

Antwoord ontvangen op 4 november 2011 :

1) Het samenwerkingsakkoord waarbij het Steunpunt werd ingesteld verbindt het Steunpunt aan het Centrum voor gelijkheid van kansen. De wet waarbij het Centrum werd opgericht werd niet gewijzigd ingevolge dit akkoord en vermeldt nergens een bevoegdheid inzake armoede. Het Steunpunt is verbonden aan het Centrum maar:

Deze institutionele specificiteiten hebben te maken met het ontstaan van het Steunpunt (Algemeen Verslag over de armoede, de actoren op het terrein zijn nauw betrokken bij het dagelijks werk van het Steunpunt en zijn begeleidingsstructuur, het noodzakelijk interfederaal karakter om rekening te houden met de verschillende dimensies van armoede). Men zou de situatie met de volgende beeldspraak kunnen samenvatten; het Steunpunt heeft, op institutioneel vlak, een voet binnen het Centrum en een voet daarbuiten.

Inhoudelijk lopen de bevoegdheden van het Centrum en van het Steunpunt door elkaar. Discriminatie en armoede zijn twee onlosmakelijk verbonden uitdagingen. Concreet voorbeeld: de studie uitgevoerd in opdracht van het Centrum voor gelijkheid van kansen ‘Diversiteit en discriminatie in de sociale huisvesting: een kritische benadering van ‘sociale mix’’ eindigt met drie aanbevelingen. In een ervan wordt de strijd tegen armoede als prioritair beschouwd omdat armoede de oorzaak van het probleem is.

2) Het samenwerkingsakkoord werd niet gewijzigd sedert de ondertekening ervan door alle Regeringen en de goedkeuring ervan door alle Parlementen, in 1998-99. Een wijzigingsontwerp werd goedgekeurd door de IMC van 30 maart 2009. Ter versterking van het Steunpunt heeft het wijzigingsontwerp tot doel het akkoord bij te werken gelet op de evolutie sedert 1998, namelijk vooral het huidig bestaan van ministers/staatssecretarissen bevoegd voor de coördinatie van armoedebestrijding in de verschillende deelgebieden en voor de uitwerking van gewestelijke en federale plannen voor armoedebestrijding. De kwestie van het statuut van het Steunpunt komt niet aan bod.

3) Behorend tot een regering in lopende zaken, is het onmogelijk zich nu uit te spreken over toekomstige opties.

4) Het onduidelijk statuut van het Steunpunt heeft geen gevolgen voor de eigenlijke activiteiten van dit Steunpunt. Maar dit heeft wel een invloed op zijn externe perceptie, op de zichtbaarheid van het Steunpunt en dus op zijn bijdrage tot armoedebestrijding. Het Steunpunt wordt bijgevolg nog al te vaak beschouwd als een federaal orgaan, terwijl zijn interfederaal karakter een essentiële component van zijn identiteit, van zijn bijdrage tot armoedebestrijding is.

Dankzij een goede verstandhouding tussen beide organisaties en de gezamenlijke wil hun voordeel te doen met hun respectievelijk werk, blijven de gevolgen van deze complexe situatie beperkt.

5) De Programmatorische Overheidsdienst (POD) Maatschappelijke Integratie is een programmatorische federale overheidsdienst. Hij neemt deel aan het uitvoeren en evalueren van het federale beleid inzake maatschappelijke integratie, armoedebestrijding, grootsteden en sociale economie. Hij wordt nauw betrokken bij het uitwerken van de reglementering. De Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW's) zijn de voornaamste partners van de POD Maatschappelijke Integratie.

Het Steunpunt Armoedebestrijding is een interfederale instantie. Het vervult zijn opdracht in alle onafhankelijkheid. Het draagt bij tot het debat en de politieke actie zonder rechtstreeks betrokken te worden bij het uitstippelen en uitvoeren van het beleid. Zijn voornaamste partners, vertegenwoordigd in zijn Begeleidingscommissie, zijn zowel overheden als actoren uit de privésector.

De POD Maatschappelijke Integratie en het Steunpunt vervullen dus elk specifieke taken. Ze vullen elkaar aan.

Beide instellingen betrekken elkaar bij elkaars werkzaamheden om vanuit een complementaire benadering een maximale synergie te genereren.