Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2755

van Fabienne Winckel (PS) d.d. 14 juli 2011

aan de minister van Klimaat en Energie

Sms-diensten - Facturatie - Misbruik - Nieuwe regels - Verbod voor min-zestienjarigen - Invordering door deurwaarders - Verbod op bankdomiciliëringen - Informatie aan de bevolking

betaalde diensten
mobiele telefoon
telecommunicatieregelgeving
maximumprijs
bescherming van de consument
mobiele communicatie

Chronologie

14/7/2011Verzending vraag
24/8/2011Antwoord

Vraag nr. 5-2755 d.d. 14 juli 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

Onlangs werden de sms-diensten aangemaand een ethische code na te leven, maar in de praktijk werd nog heel wat misbruik vastgesteld.

Om dit te beperken werden op 1 juli 2011 nieuwe, striktere regels van kracht om de sms- diensten te reguleren. Deze zullen dwingender zijn en zullen gekoppeld zijn aan sancties, gaande van een verwittiging tot een boete van maximum 125.000 euro.

Er werd eveneens een ethische commissie opgericht, voorgezeten door een magistraat die de klachten zal onderzoeken tegen de maatschappijen die worden verdacht van misbruiken tegenover hun klanten.

De consumenten zullen voortaan gratis gewaarschuwd worden als ze sms-berichten ontvangen die aan meer dan tien euro worden aangerekend, tegenover de totale grens van vijfentwintig euro voordien.

Alle sms-diensten moeten over een vaste telefoonlijn beschikken voor het ontvangen van de klachten. Er moet in de reclame ook een maximumtarief worden aangekondigd, dat is vastgelegd op twee euro voor de meeste diensten.

Moeten deze sms-diensten niet verboden worden aan klanten onder de zestien jaar? Kunnen deze diensten een beroep doen op deurwaarders voor de invordering van onbetaalde facturen? Zo ja, moeten ze ervan worden op de hoogte gebracht dat het verboden is een consument te vervolgen als de prijs van een sms hoger is dan tien euro? Moeten bankdomiciliëringen voor sms-diensten niet worden verboden om misbruik te voorkomen? Hoe zult u de bevolking op de hoogte brengen van deze wijzigingen?

Antwoord ontvangen op 24 augustus 2011 :

De betalende sms-diensten vallen onder een reglementering vastgesteld bij koninklijk besluit van 9 februari 2011 tot vaststelling van de Ethische Code voor de telecommunicatie.

Dit koninklijk besluit werd genomen in uitvoering van artikel 134, §2, eerste lid, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie. Deze nieuwe regels vervolledigen de bestaande algemene reglementering betreffende consumentenbescherming.

De reglementering omvat eigenlijk de voorstellen van de Ethische Commissie voor de telecommunicatie. Deze Commissie is samengesteld uit alle betrokken partijen onder wie de consumentenorganisaties.

Als uitgangspunt voor haar voorstel heeft de Commissie de teksten van de bestaande gedragscodes genomen. Zij heeft zich gebaseerd op de adviezen van de Ombudsdienst voor telecommunicatie, de algemene directie Controle en Bemiddeling van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie en de Raad voor het Verbruik en eveneens op de bepalingen van een aantal buitenlandse gedragscodes. De voorstellen van de Ethische Commissie werden voorgelegd aan een openbare raadpleging alsook aan het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De belangrijkste innovaties die dit koninklijk besluit voor de sms-diensten invoert, zijn de volgende:

de verplichting voor de dienstenaanbieder een kwaliteitsvolle klantendienst in te stellen via een niet-betaalnummer (artikel 15);

meer transparantie over de algemene voorwaarden, de onderschreven gedragscodes en de mogelijkheden van geschillenbeslechting (artikelen 14, 16 en 17);

de uitbreiding van de procedure van dubbele bevestiging tot alarmdiensten (artikel 32, § 2);

meer transparantie over en een duidelijkere procedure voor het bestellen van betalende diensten via SMS of MMS, waarbij er voor de volledige afname van de dienst twee of meer SMS’en of MMS’en door de eindgebruiker moeten ontvangen worden (artikelen 32, § 3 en 33);

de expliciete verplichting om bij een uitschrijving ieder gebruik van persoonsgegevens stop te zetten (artikel 42);

meer transparantie over en een duidelijkere procedure voor het toetreden tot een spelsessie, waarbij er meerdere antwoorden via meerdere (betalende) SMS’en of MMS’en moeten gegeven worden (artikelen 61 en 62) en de instelling van de regel dat er in een dergelijke spelsessie een strikt "vraag-antwoord" schema moet gevolgd worden (artikel 63);

een afdwingbare regeling over de maximale kostprijs van een spelsessie (artikel 65);

waarschuwingsberichten bij het spenderen van 10 euro per maand voor bepaalde diensten (artikelen 66, 83, 85 en 94);

de uitdrukkelijke verplichting voor de organisatoren van alle spelletjes, wedstrijden en quizzen om de prijzen uit te betalen binnen dertig dagen na de afsluiting van het spel, de wedstrijd of de quiz (artikel 70);

de uitdrukkelijke koppeling van fundraising via betaalnummers aan de nodige erkenningen en/of vergunningen (artikel 72);

de invoering van een registratie en een uitschrijvingprocedure voor een chatdienst (artikelen 89-90 en artikel 97);

het verbod om berichten komende van de chatdienst betalend te maken bij ontvangst door de eindgebruiker (artikel 91).

Al deze maatregelen beogen de bescherming van de consument.

De artikelen 52 tot 56 van het koninklijk besluit beogen de voorschriften waaraan de betalende diensten bestemd voor minderjarigen moeten voldoen.

Krachtens artikel 52 mogen de betalende diensten bestemd voor minderjarigen en alle reclame die ervoor gemaakt wordt niets bevatten dat schade zou kunnen berokkenen aan de lichamelijke, geestelijke of zedelijke integriteit van minderjarigen of dat misbruik zou kunnen maken van hun goedgelovigheid, hun gebrek aan ervaring of aan onderscheidingsvermogen.

Artikel 53 bepaalt dat de betalende diensten bestemd voor minderjarigen of de reclame ervoor niet mogen gericht zijn op minderjarigen jonger dan twaalf jaar. Dit artikel is deels gebaseerd op de bijzondere gedragsregels inzake bankreclame en -marketing gericht op jongeren uit de Gedragscode van de banksector.

Artikel 54 bepaalt dat iedere reclame voor een betalende dienst bestemd voor minderjarigen duidelijk moet vermelden dat, indien de eindgebruiker minderjarig is, hij de toestemming van de persoon die het ouderlijke gezag uitoefent, dient te vragen. Een waarschuwing in reclame bestemd voor minderjarigen kan bijvoorbeeld de volgende vorm aannemen: “Minderjarig? Vraag toestemming aan je ouders”.

Artikel 55 voert maximumtarieven voor de betalende diensten bestemd voor minderjarigen in, dit om te beletten dat gezinsbudgetten bezwaard worden door oproepen naar betalende diensten, ook al zijn deze diensten geschikt voor minderjarigen.

Artikel 56 verbiedt om betalende diensten bestemd voor minderjarigen aan te bieden via dealers (software).

De Ethische Commissie voor de telecommunicatie heeft aan de bevoegde politieke gezagsdragers laten weten dat zij het nieuwe wetgevende en reglementaire kader en de praktische toepassing ervan regelmatig zal evalueren. Indien nodig zal zij voorstellen om de nodige aanpassingen te doen.

Het is ook nuttig om te preciseren dat de Ethische Commissie en de FOD Economie samenwerken om de misbruiken ter zake doeltreffend te bestrijden.

Rekening houdende met het voorgaande en met de zeer recente inwerkingtreding van de nieuwe reglementering (de meeste artikelen treden op 1 juli 2011 in werking) lijkt het mij niet aangewezen om momenteel bijzondere verbodsmaatregelen ten aanzien van jonge consumenten beneden de zestien jaar te treffen. Ik wil eraan herinneren dat zelfs indien de minderjarige theoretisch niet in staat is om juridische daden te stellen, de strekking van het Burgerlijk Wetboek is om de minderjarige bekwaam te achten dergelijke daden te stellen maar dat de gevolgen van deze bekwaamheid zich niet tegen hem mogen keren.

Ik zal bijzondere aandacht schenken aan de toepassing van deze nieuwe reglementering op minderjarigen.

Het lijkt mij ook niet nodig om andere specifieke maatregelen ter zake te nemen. Vanaf het ogenblik dat de schuld invorderbaar is en de consument zijn betaalverplichting niet nakomt, is er niets dat belet om een beroep te doen op een deurwaarder voor de inning van deze onbetaalde rekeningen. Inning van schuldvorderingen maakt immers deel uit van de taken van de deurwaarders en een schuldeiser die niet betaald wordt, kan altijd een beroep doen op een deurwaarder om hetgeen hem verschuldigd is te recupereren. Het is niettemin de vraag of het opportuun is om een beroep te doen op een deurwaarder voor het innen van zeer kleine bedragen.

Wat de reglementering van betalingen betreft, bestaat er al een reeks van algemene wettelijke principes die een blijkbaar voldoende en proportionele bescherming bieden.

De wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten heeft maatregelen ter bescherming van de consument wat betalingen via domiciliëring betreft (artikelen 29, 38 en 39), ingevoerd, met name:

vormvereisten voor de totstandkoming van een domiciliëring (zoals de uitdrukkelijke instemming van de consument/betaler, de uitdrukkelijke verwijzing naar de onderliggende overeenkomst die op haar beurt de draagwijdte van de gedomicilieerde schuldvorderingen bepaalt m.b.t. de aard, de vervaltermijn en zo mogelijk het juiste bedrag);

het recht voor de consument om gedurende een periode van acht weken na de datum waarop de geldmiddelen zijn gedebiteerd te worden terugbetaald mits naleving van twee voorwaarden:

1. toen de transactie werd toegestaan, werd het precieze bedrag van de betalingstransactie niet gespecificeerd,

2. het bedrag van de betalingstransactie ligt hoger dan de consument/betaler redelijkerwijs had kunnen verwachten.

Dit wettelijke recht op terugbetaling wordt echter automatisch (zonder naleving van de twee wettelijke voorwaarden) contractueel uitgebreid door de banken van zodra de consument om terugbetaling vraagt.

Ongeacht het betalingssysteem kan de consument die het slachtoffer van een niet-toegestane of niet correct uitgevoerde betalingstransactie is, rechtzetting van de betalingsdienstaanbieder verkrijgen indien hij hem onverwijld van zodra hij er zich rekenschap van geeft en uiterlijk 13 maanden na de datum van de debitering of creditering kennis geeft van de bewuste transactie (artikel 34 van de wet van 10 december 2009).