Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2693

van Claudia Niessen (Ecolo) d.d. 12 juli 2011

aan de minister van Justitie

Het gezichtsherkenningssysteem gebruikt op Facebook

beeldrecht
eerbiediging van het privé-leven
internetsite
virtuele gemeenschap
sociale media

Chronologie

12/7/2011Verzending vraag
1/12/2011Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-1104

Vraag nr. 5-2693 d.d. 12 juli 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

In december 2011 heeft het sociale netwerk Facebook, dat meer dan 600 miljoen gebruikers over de wereld heeft, in de Verenigde Staten de techniek van de gezichtsherkenning ingevoerd. De onderneming heeft vandaag bekendgemaakt dat het die techniek in een "meerderheid van de landen" heeft ingevoerd.

De gebruikers van dit sociale netwerk hebben al lang de mogelijkheid om afbeeldingen te "taggen", dat wil zeggen namen van personen op foto's aanduiden zonder het medeweten van die personen. Als de "getagde" persoon lid is van het netwerk, zal hij een bericht krijgen en kan hij als hij wenst die aanduiding verwijderen en of die mogelijkheid desactiveren. Als de persoon geen lid is van het sociale netwerk wordt hij niet op de hoogte gebracht van de identificatie van een afbeelding waar hij op staat.

Het systeem van gezichtsherkenning dat Facebook deze winter heeft ingevoerd, breidt die aanduidingsfunctie van foto's uit, door de gebruiker die een persoon getagd heeft andere foto's van dezelfde persoon voor te stellen die wereldwijd op het web worden opgespoord via het systeem van gezichtsherkenning.

Facebook verzekert dat de identificatie van personen aan de hand van dat systeem enkel foto's betreft die recent zijn opgeladen. Als iemand bijvoorbeeld foto's van een feest oplaadt, zullen die foto's vergeleken worden met andere foto's die die persoon reeds vroeger heeft opgeladen. Als er een gelijkenis wordt ontdekt, stelt de dienst aan de gebruiker voor de persoon te taggen op elke andere gevonden foto.

De verdedigers van de bescherming van de privacy hebben vooral kritiek op het gebrek aan transparantie bij de ingebruikname van de techniek, evenals op de communicatie van Facebook over die vernieuwing. Volgens de onderneming moeten de gebruikers zelf het initiatief nemen om te beletten dat hun naam automatisch wordt voorgesteld voor tagging.

Los van die nieuwe techniek van gezichtsherkenning is de praktijk van foto's die worden geladen en getagd door derden dubieus. Immers, de getagde persoon kan de "tag" wel verwijderen - als hij ervan op de hoogte is gebracht - maar hij heeft geen toegang tot de foto zelf. De getagde persoon moet degene die de foto heeft geladen dan contacteren, maar die laatste kan zich in om het even welk land van de wereld bevinden.

In het licht van die recente evolutie van het sociale netwerk Facebook zou ik graag weten wat uw standpunt is ten aanzien van de eisen van sommige verdedigers van de privacy. Zij eisen dat het laden van foto's enkel wordt toegestaan na voorafgaande en expliciete goedkeuring van de betrokken personen.

Antwoord ontvangen op 1 december 2011 :

Ik zal mij beperken tot het hernemen van het antwoord dat ik heb gegeven op de mondelinge vraag 5-1104 die identiek aan deze vraag was.

Ik ben niet bevoegd om mij uit te spreken over de feiten die mevrouw de senator heeft aangevoerd.

Een foto is een persoonsgegeven en de verwerkingen die erop worden toegepast, te weten de verspreiding ervan op internet en het gebruik van gezichtsherkenning, zijn onderworpen aan de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Met betrekking tot de verspreiding van beeldmateriaal op internet heeft de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in haar advies 33/2007 van 28 november 2007 inzake de verspreiding van beeldmateriaal geoordeeld dat de verspreiding van beeldmateriaal op internet de expliciete toestemming van de betrokken persoon vereist. Deze toestemming moet niet schriftelijk zijn. Een mondelinge toestemming is evenwel moeilijk te bewijzen. Een voorzichtige verantwoordelijke voor de verwerking zal dan ook trachten waar mogelijk de schriftelijke toestemming van de betrokken perso(o)n(en) te krijgen als bewijsmateriaal.

Met betrekking tot het gebruik van gezichtsherkenningssoftware kan ik niet zeggen of de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer hierover een officieel standpunt heeft ingenomen. De Commission nationale Internet et liberté française en de Commission luxembourgeoise de protection des données hebben daarentegen wel geoordeeld dat de gezichtsherkenning een biometrische analyse is die onder de richtlijn 95/46/EG 'persoonlijke levenssfeer' valt, en dat het “taggen” van personen op foto's enkel mag gebeuren met de toestemming van deze personen en niet standaard geactiveerd mag zijn bij gebreke van reactie.

De Groep 29, die de autoriteiten voor gegevensbescherming van de 27 lidstaten van de Europese Unie (EU) bijeenbrengt, werkt aan een bijwerking van zijn werkdocument over de biometrie teneinde rekening te houden met de problematiek van de gezichtsherkenning op Facebook.

Ik zal niet nalaten de adviezen van Groep 29 over deze aangelegenheid te volgen.

Ondertussen lijkt het mij niet gepast om de wet van 8 december 1992 te wijzigen aangezien de richtlijn 95/46/EG 'persoonlijke levenssfeer' die aan de basis van die wet ligt, opnieuw onderzocht wordt in de EU. Maar de personen die oordelen dat hun recht op de persoonlijke levenssfeer geschonden is, kunnen krachtens artikel 14 en 31 van de wet van 8 december 1992 evenwel klacht indienen bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die zitting houdt in kort geding, of bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.