Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2610

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 juni 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Ziekteverzekering - Nieuwe kankerbestrijdende medicijnen - Kostenstijging

kanker
ziekteverzekering
kosten voor gezondheidszorg
geneesmiddel

Chronologie

23/6/2011Verzending vraag
28/11/2011Antwoord

Vraag nr. 5-2610 d.d. 23 juni 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Tot op heden bestond het arsenaal waarmee oncologen diverse vormen en soorten van kanker bestrijden vooral uit het verwijderen van tumoren door operatie, bestraling of chemotherapie. Deze behandelingen zijn weliswaar relatief doeltreffend maar ook met gevolgen voor niet kwaadaardige cellen en andere bijkomende ongewenste effecten. Recent doen steeds meer specifieke medicijnen hun intrede, gebaseerd op gentechnologie. Deze richten zich bijvoorbeeld op de bestrijding van specifieke eiwitten of het " uithongeren " van tumoren.

Voor de farmaceutische industrieën komt deze nieuwe generatie medicijnen als een geschenk. Door het vervallen van octrooien verliezen een aantal van deze bedrijven belangrijke inkomsten; nieuwe medicamenten kunnen deze terugval van inkomsten compenseren.

Deze gentechnologie maakt een meer specifieke behandeling, voor kleinere groepen, mogelijk … met een direct effect op de kostprijs van deze medicijnen die door hun kleinere " oplage " uiteraard veel meer kosten. Deze kost zal zwaar wegen op de ziekteverzekering. Nu al blijkt het kosteneffect van deze medicijnen verantwoordelijk voor 70 % van de stijging van het medicatieverbruik in de Verenigde Staten. In Groot-Brittannië weigerde het National Institute for Health and Clinical Excellence, een openbare instelling die geneesmiddelen beoordeelt op hun rendabiliteit, al verscheidene geneesmiddelen te erkennen, omwille de onhoudbare prijsconsequenties.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Beaamt de geachte minister de analyse dat de komst van specifieke gentechnologische medicijnen, vooral bij de bestrijding van specifieke kankers, een zware impact zal hebben op de kosten van het medicijnengebruik?

2) In welke mate kan onze ziekte- en invaliditeitsverzekering deze te verwachten kostenstijging beheersen? Beschikt zij over ramingen over de impact van deze medicijnen?

3) Vermoedt zij dat door deze verwachte kostenstijging een groter deel van de kosten ten laste van de zieken zal komen? Gaat deze evolutie terug een grote ongelijkheid in het recht op een optimale verzorging veroorzaken? Zo ja, welke strategie hanteert zij om dit ongewenste effect te voorkomen?

Antwoord ontvangen op 28 november 2011 :

1) U brengt terecht de problemen ter sprake waarmee we zullen moeten rekening houden wanneer er binnenkort nieuwe behandelingen op basis van een "gentechnologie" mogelijk worden. Deze specificiteit hangt niet alleen van de genetische engineering ("gentechnologie") af maar van alle vormen van "biologische merkers". Het gaat hier om een bijzondere wetenschappelijke doorbraak die het gevolg is van het intensieve onderzoek in de academische laboratoria (waarvan de meeste met overheidsgeld worden gefinancierd, zoals de regeringsprojecten en die van Télévie) en in de privélaboratoria van de farmaceutische bedrijven. Het spreekt vanzelf dat de meer en meer doorgedreven specificiteit van deze nieuwe geneesmiddelen ertoe kan leiden dat het aantal patiënten dat ze kan gebruiken vermindert (maar alleen indien deze specificiteit zich tot één soort kanker beperkt, wat meestal niet het geval is) en dat bijgevolg de kosten voor een behandeling meer en meer oplopen. De huidige kostenstijging van de nieuwe geneesmiddelen - niet alleen in het oncologisch domein - is het resultaat van verschillende factoren, waarvan de investeringen in onderzoek, de complexiteit van de onderzoeken die ertoe leiden dat het geneesmiddel op de markt komt, en de commerciële redenen (investeringsopbrengst voor de aandeelhouders en rentabiliteit van de bedrijven) de belangrijkste zijn.

Met betrekking tot de kostenstijging van de behandeling met geneesmiddelen in de VSA wil ik u de volgende ontwikkelingen meedelen:

A) De kostenstijging in de VSA van geneesmiddelen is na een periode van stevige groei (+ 10 tot 18% per jaar, ongeveer van 1996 tot 2003) sinds enkele jaren fors afgeremd, en de kosten van de geneesmiddelenbehandeling stijgen momenteel niet veel meer dan die van de levensduurte (ongeveer 3%), en zeker minder dan de kosten voor ziekenhuisopnames en doktersbezoeken (zie tabel 1). De verzekeringsmaatschappijen in de VSA schatten dat het aandeel van de geneesmiddelen in de totale gezondheidsuitgaven in de komende tien jaar op ongeveer 10% stabiel zal blijven (Christopher J. Truffer et al., ”Health Spending Projections Through 2019: The Recession’s Impact Continues,” Health Affairs 29, no.3 (March 2010), 522-529). De deskundigen verwachten in het algemeen niet dat de doelgerichte geneesmiddelen (tegen kanker en andere) de farmaceutische uitgaven in de VSA in de komende jaren zullen doen ontsporen.

B) Het artikel van T.J. Smith en B.E. Hilner dat in de New England Journal of Medicine van 25 mei 2011 verscheen – en waarnaar u vermoedelijk verwijst – zegt dat 70% van de huidige verkoop van kankergeneesmiddelen voor rekening is van geneesmiddelen die in de laatste 10 jaar op de markt zijn gekomen (waaronder vele doelgerichte geneesmiddelen) en dat de tendens om, op korte termijn, alsmaar duurdere kankergeneesmiddelen (sommige kosten vele duizenden euros per jaar) op de markt te zien verschijnen onhoudbaar is. Ik kan deze vaststelling alleen maar bijtreden. Het artikel van T.J. Smith en B.E. Hilner wil suggereren dat de artsten in de VSA hun behandelingsgewoontes zouden kunnen veranderen, door de buitensporige screening te vermijden en niet te veel gecombineerde therapieën te gebruiken, en vooral door naar de (farmaceutisch-economische) kostenbatenanalyses terug te grijpen om de meest geschikte behandeling te kiezen, naar het voorbeeld van wat er in Europa en in het bijzonder in België gebeurt, dankzij de vele voorschriftencontrolesystemen die het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) de gezondheidszorgverleners oplegt.

2) Men mag het probleem van de kostenbeheersing van de kankergeneesmiddelen in de komende jaren niet verwaarlozen, en ik ben mij daarvan goed bewust, maar er is geen reden om aan te nemen dat het gebruik van die geneesmiddelen de gezondheidszorgbegroting in Europa of in België speciaal zal belasten.

Het klopt echter wel dat het budget voor de antikankergeneesmiddelen meer zal stijgen dan dat voor andere ziektes. Ik herinner u er echter aan dat het beleid om de uitgaven voor geneesmiddelen strikt te beheersen en om meer naar goedkope geneesmiddelen te grijpen ervoor zorgt dat er elk jaar belangrijke budgettaire marges vrijkomen, waardoor men nieuwe, en vaak zeer dure, therapieën kan terugbetalen zonder dat het geneesmiddelenbudget overdreven toeneemt.

Het gebruik van doelgerichte therapieën tegen kanker, met gentechnologie of andere, moet men dus in vele situaties aanmoedigen, omdat het ervoor zorgt dat de kankerpatiënten langer blijven leven en het risico op ongewenste bijwerkingen minimaliseert. Net als vandaag sommige geneesmiddelen zich al specifiek op patiënten richten met kankers waarbij bepaalde genen sterk aanwezig zijn (bijvoorbeeld het epidermale groeifactor receptorgen (EGFR) in bepaalde gevallen van longkanker (Iressa®, Tarceva®) of het vasculair-endotheliale groeifactoren (VEGF-A) in bepaalde gevallen van dikkedarmkanker (Bijvoorbeeld specialiteiten als Avastin®)) en sommige al worden terugbetaald, zo zullen nieuwe specialiteiten zich op een specifiek gen van een patiënt in het bijzonder richten.

In het eerste geval zorgde een farmaceutisch-economische analyse ervoor dat er een terugbetaling kon gebeuren, want de tumoren van vele patiënten vertonen helaas dergelijke genen. De tweede denkbeeldige situatie bevindt zich momenteel nog in een zeer vroeg ontwikkelingsstadium en bestudeert nog maar weinig kandidaten.

Zoals bij elke innovatieve specialiteit voert de Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen (CTG) een grondig onderzoek uit en geeft ze mij een advies dat rekening houdt met de klinische baten in vergelijking met de kosten. Sinds iets meer dan een jaar kunnen de betrokken firma's het RIZIV vragen om een overeenkomst te sluiten (artikel 81 en volgende van het koninklijk besluit van december 2001). Dit systeem maakt een tijdelijke terugbetaling mogelijk, waarbij men de uitgaven van de ziekteverzekering nauwlettend beheerst, en waarbij de betrokken firma's een nominale prijs kunnen aanhouden die met hun internationale omvang overeenstemt.

Het geheel van die bepalingen (CTG, overeenkomsten, enz.) speelt een zeer belangrijke rol die, met de toekomstige inspanningen die op het vlak van de begroting zullen worden gevraagd, nog zal toenemen.

Ik heb geen ramingen van mogelijke toekomstige kosten van deze nieuwe soort geneesmiddelen, maar we zullen elke specialiteit met de nodige aandacht analyseren.

3) Ik overweeg in geen geval om de financiële bijdrage van de patiënten te verhogen of de solidariteit tussen alle inwoners van het land te verminderen. Dit is noch wenselijk, noch noodzakelijk.