Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2609

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 juni 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Staatsschuld - Aandeel van de gemeentelijke overheden - Trimestriële ramingen - Parameters

overheidsschuld
lokale financiën
gemeente

Chronologie

23/6/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4803

Vraag nr. 5-2609 d.d. 23 juni 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het antwoord van de geachte minister op mijn schriftelijke vraag nr. 5-2106 bevat het volgende element: " De Nationale Bank raamt de schulden van de gemeentelijke, provinciale en andere entiteiten die onder Entiteit II ressorteren (met uitzondering van de gemeenschappen en gewesten zelf, voor dewelke er wel gedetailleerde cijfers voorhanden zijn) een maal per trimester. Het gaat om een globaal cijfer voor het ganse land. "

Daarmee verklaart hij waarom er geen details over het aandeel van de gemeentelijke overheden in de Staatsschuld beschikbaar zijn.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Op welke basis, criteria, assumpties, veronderstellingen, hopelijk gebaseerd op empirische parameters en indicatoren, steunt de Nationale Bank bij het maken van de trimestriële ramingen voor het aandeel van de gemeentelijke overheden in de Staatsschuld?

2) In welke mate worden de Belgische gemeentebesturen apart meegenomen in deze ramingen? Meer concreet, hoe worden deze gewogen in het totaal van de ramingen, welk relatief aandeel wordt hen toebedeeld?

3) Hoe evolueerden de trimestriële ramingen van de Nationale Bank voor het aandeel van de gemeentebesturen in de Staatsschuld per jaar in de periode van 2006 tot 2010?

4) Werden of worden de parameters die bij deze trimestriële ramingen worden gehanteerd besproken in overleg met vertegenwoordigers van de gemeentebesturen of hun belangenverdedigers?