Schriftelijke vraag nr. 5-2509

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 10 juni 2011

aan de minister van Pensioenen en Grote Steden

Pensioen - Recht op pensioen voor de vijfenzestigste verjaardag - Ombudsdienst Pensioenen - Aanbeveling 2010/3

pensioenregeling
pensioenvoorwaarden
Dienst voor de overzeese sociale zekerheid
bemiddelaar

Chronologie

Vraag nr. 5-2509 d.d. 10 juni 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid stelt de normale pensioenleeftijd vast op vijfenzestig jaar, voor alle aangeslotenen. Deze wet bepaalt in artikel 20, vierde lid, dat het pensioen ten vroegste verschuldigd is vanaf de leeftijd van vijfenzestig jaar en in geen geval voor de datum van de aanvraag.

Voor aanvragen die vroeger worden gesteld, dus voor een pensioen eerder dan vijfenzestig jaar, voorziet de wet geen bijzondere richtlijnen of modaliteiten. Daardoor ontstaan er juridische onduidelijkheden, want omdat er geen exacte en gedetailleerde richtlijnen bestaan, leven er verschillende interpretaties die naast elkaar bestaan. Er bestaan eveneens geen duidelijke richtlijnen over de wijze van indienen van een aanvraag voorafgaand aan de vijfenzestigste verjaardag.

Dit alles maakt een degelijke jurisprudentie onmogelijk en ontstaan er onduidelijkheid en onzekerheid. Toch eigenaardig in een actuele omgeving waarin zoveel mensen vroeger dan vijfenzestig jaar voor een pensioen kiezen.

Het is dus niet verwonderlijk dat de Ombudsdienst Pensioenen hierover een duidelijk advies formuleert.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Beaamt de geachte minister de urgentie om inzake de aanvragen voor pensioenaanvragen eerder dan de vijfenzestigste verjaardag een helder, hanteerbaar en eenduidig wettelijk kader te creëren?

2) Wil hij op korte termijn daarom een wetgeving voorstellen waarin alle twijfels verdwijnen over de wijze waarop een pensioenaanvraag eerder dan de vijfenzestigste verjaardag wordt ingediend, de datum van dergelijke aanvraag, de ingangsdatum van het pensioen voor de leeftijd van vijfenzestig jaar en de regels inzake polyvalentie?

Antwoord ontvangen op 10 augustus 2011 :

JIk dien het geachte lid mede te delen dat met betrekking tot de situatie die hij beschrijft, momenteel een geding hangende is bij het gerecht. Het lijkt mij dan ook raadzaam de uitkomst van dit geding af te wachten vooraleer eventueel een regelgevend initiatief te nemen.

Ter informatie kan ik evenwel meegeven dat de vordering in eerste aanleg in dit geding om redenen van ongegrondheid is verworpen.