Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2467

van Freya Piryns (Groen!) d.d. 7 juni 2011

aan de minister van Pensioenen en Grote Steden

Tweede pensioenpijler - Genderongelijkheid - Stand van zaken

gendermainstreaming
pensioenregeling
aanvullend pensioen
gelijke behandeling van man en vrouw

Chronologie

7/6/2011Verzending vraag
23/8/2011Antwoord

Vraag nr. 5-2467 d.d. 7 juni 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Momenteel bouwen zo'n 60 % van alle werknemers rechten op een aanvullend pensioen op via de tweede pensioenpijler.

Waar in sterke sectoren de tweede pijler deel uitmaakt van de sociale akkoorden tussen werkgevers en werknemers, is dat vooral in zwakkere sectoren nog niet het geval.

Vanuit genderoogpunt is dat onrustwekkend: in heel wat zwakkere sectoren vinden we een belangrijke oververtegenwoordiging van vrouwen (zoals bijvoorbeeld in de poetssector).

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) a) In welke sectoren zijn er nog geen overeenkomsten rond een tweede pensioenpijler?

b) Wat is de man-vrouw verhouding binnen deze sectoren?

2) De opbouw van een aanvullend pensioen is ook gekoppeld aan de arbeidstijd: mensen die deeltijds werken bouwen minder aanvullende pensioenrechten op dan wie voltijds werkt. Aangezien vrouwen een veel hogere graad van deeltijdwerk hebben, is ook dat vanuit genderoogpunt onrustwekkend.

Beschikt de geachte informatie over de verschillen in opgebouwde rechten tussen mannen en vrouwen in de tweede pensioenpijler?

Antwoord ontvangen op 23 augustus 2011 :

Voorafgaande bemerking

Alvorens in te gaan op de concrete vragen is het nuttig om aan te stippen dat aanvullende pensioenstelsels kunnen worden ingevoerd op twee niveaus:

- op het niveau van de onderneming, op basis van een Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) of op grond van een unilaterale beslissing van de werkgever;

- op het niveau van de sector op basis van een CAO binnen een paritair comité of subcomité.

Het zwaartepunt, zowel financieel als in termen van aantal deelnemers, situeert zich vandaag bij de aanvullende pensioenen op het niveau van de onderneming. Sectorale pensioenstelsels zijn voor het grootste deel een relatief nieuw fenomeen, waarvan het gewicht vooralsnog vrij beperkt is.

1. a. Verdeling volgens sector

Wat de pensioenstelsels op ondernemingsniveau betreft zijn er vandaag geen statistische gegevens beschikbaar inzake de bedrijfssector van de werkgever. Bij gebreke aan deze gegevens is het niet mogelijk om voor de gehele tweede pensioenpijler (dit wil zeggen voor de ondernemingspensioenen en de sectorale pensioenen samen) een antwoord te geven op de vraag in welke sectoren wel of geen / meer of minder overeenkomsten inzake de tweede pensioenpijler werden gesloten.

Wat in het bijzonder de sectorale pensioenstelsels betreft zijn wel nadere gegevens beschikbaar, vermits de Financial Services and Markets Authority (FSMA) belast is met de opstelling van een tweejaarlijks verslag over deze pensioenstelsels. Het meest recente verslag betreft de periode 2008-2009 .

Hieronder vindt u een overzicht van de paritaire comités of subcomités waar op 31 december 2009 een sectoraal aanvullend pensioen bestond, van de paritaire comités waar in 2010 en 2011 een pensioenstelsel werd ingevoerd en van de paritaire comités waar de invoering van een pensioenstelsel is gepland in de loop van 2011.

Pensioenstelsels van kracht op 31/12/2009

1.

106.02

Betonindustrie

2.

111

Metaal-, Machine- en Electrische bouw

3.

112

Garagebedrijf

4.

118

Voedingsnijverheid

5.

120.02

Vlasbereiding

6;

121

Schoonmaak- en Ontsmettingsondernemingen

7.

124

bouwbedrijf

8.

126

Stoffering en Houtbewerking

9.

127

Handel in Brandstoffen

10.

132

Ondernemingen van Technische Land- en Tuinbouwwerken

11.

139

Binnenscheepvaart

12.

140.01, 02 en 03

Openbare autobusdiensten, speciale autobusdiensten en autocardiensten

13.

142.01

Terugwinning metalen

14.

143

Zeevisserij

15.

144

Landbouw

16.

145

Tuinbouwbedrijf

17.

149.01

Elektriciens

18.

149.02

Koetswerk

19.

149.04

Metaalhandel

20.

209

Bedienden der Metaalfabrikatennijverheid

21.

216

Notarisbedienden

22.

226

Internationale handel, vervoer en logistiek

23.

301.01

Haven van Antwerpen

24.

304

Vermakelijkheidsbedrijf

25.

324

Diamant

26.

326

Gas- en elektriciteitsbedrijf

27.

328.01

Stads- en streekvervoer van het Vlaams Gewest

28.

328.03

Stads- en streekvervoer van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Pensioenstelsel ingevoerd met ingang van 2010

1.

113.04

Pannenbakkerijen

2.

130

Drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf

3.

317

Bewakings- en/of toezichtsdiensten

4.

323

Beheer van gebouwen, vastgoedmakelaars en dienstboden

Pensioenstelsels ingevoerd met ingang van 2011

5.

102.01

Bedrijf der hardsteengroeven en der groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen

6.

116

Scheikundige nijverheid

7.

140.05

Verhuizingen, meubelbewaring, aanverwante activiteiten

8.

207

Bedienden uit de scheikundige nijverheid

Invoering gepland in de loop van 2011

9.

318.02

Gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse gemeenschap

10.

319.01

Opvoedings- en huisvestingsinrichtingen- en diensten van de Vlaamse gemeenschap

11.

327.01

Beschutte werkplaatsen gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap of door de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de sociale werkplaatsen erkend en/of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap

12.

329.01

Socioculturele sector van de Vlaamse gemeenschap

13.

330

Gezondheidsinrichtingen- en diensten

14.

331

Vlaamse welzijns- en gezondheidssector

De pensioenstelsels van de 28 paritair comités waar op 31 december 2009 een sectoraal pensioenstelsel bestond, telden in totaal 671 343 actieve aangeslotenen.

De FSMA stelde vast dat de sectorale pensioenstelsels in een aantal sectorgroepen zeer sterk zijn doorgedrongen, met een penetratiegraad van 100% of bijna 100%. Dit is het geval in de bouwnijverheid, de land- en tuinbouw, bosbouw en zeevisserij, de voedingsnijverheid en de metaalindustrie. Bij verschillende andere sectorgroepen, waaronder de textielindustrie, de horeca, de distributie en de social-profit, hadden de sectorale pensioenstelsels in 2009 nog nauwelijks of helemaal geen ingang gevonden.

Deze vaststellingen moeten echter genuanceerd worden. De afwezigheid van sectorale aanvullende pensioenstelsels betekent niet noodzakelijk dat de werknemers uit die sectoren per definitie van toegang tot de tweede pijler zouden worden uitgesloten. Het is best mogelijk dat een deel van deze werknemers is aangesloten bij een pensioenstelsel op het niveau van de onderneming. Op dit ogenblik beschikken we echter niet over gegevens die toelaten om hierover uitspraken te doen.

In de toekomst zal het wel mogelijk zijn om gegevens over de toegang tot en de opbouw van aanvullende pensioenen te bekomen met betrekking tot de gehele tweede pijler, inclusief de ondernemingspensioenen. De databank Aanvullende Pensioenen, beheerd door SIGeDIS, zal individuele gegevens en gegevens met betrekking tot de pensioentoezeggingen bevatten. Op dit ogenblik wordt de eerste fase van de operationalisering van deze databank aangevat.

1.b Verdeling volgens geslacht

Uit gegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid blijkt dat op 30 september 2010 54% van alle werknemers (ongeacht hun eventuele aansluiting bij een aanvullend pensioenstelsel) man was.

Wat de aangeslotenen bij een aanvullend pensioenstelsel betreft zijn de cijfers gebaseerd op de financiële rapportering over het jaar 2010 door verzekeringsondernemingen en Instellingen voor Bedrijfspensioenvoorziening (IBP) aan de FSMA en de Nationale Bank van België. Deze cijfers omvatten alle types van pensioenstelsels voor werknemers, zowel de ondernemingspensioenen als de sectorale pensioenstelsels.

Wat de pensioenstelsels betreft die worden beheerd door een verzekeringsonderneming kan men vaststellen dat 66% van de aangeslotenen met verzekerde voordelen in geval van leven, mannen zijn. Bij de arbeiders beloopt dit percentage 89%, bij de bedienden 62%.

groepsverzekeringen

mannen

vrouwen

totaal

angeslotenen met verzekerde voordelen in geval van leven

1 508.420

775 144

2 283 56

arbeiders



312 .471

40 143

352 614

bedienden

1 195 949

735 001

1 930 950

Bij de IBP's is 81% van de actieve aangeslotenen man. De mindere vertegenwoordiging van de vrouwen in vergelijking met de door de verzekeringsondernemingen beheerde stelsels houdt verband met het grotere aandeel arbeiders: 65% van de actieve aangeslotenen bij de IBP's heeft het arbeidersstatuut, terwijl dit bij de verzekeringsondernemingen slechts 14% is. Bij de arbeiders waarvan de rechten worden beheerd binnen een IBP is 94% man, bij de bedienden is dat 57%.

pensioenfondsen

mannen

vrouwen

totaal

Actieve aangeslotenen

438 045

100 571

538 616

Arbeiders



330 431

20 308

350 739

Bedienden

107 614

80 263

187 877

Bij de sectorale pensioenstelsels (die begrepen zitten in bovenstaande cijfers) was eind 2009 83% van die actieve aangeslotenen man.

De ondervertegenwoordiging van vrouwen binnen sectorale pensioenstelsels kent een tweevoudige verklaring:

Vooreerst is het zo dat de meeste sectorale pensioenstelsels tot stand komen in paritaire comités voor arbeiders. 89% van de actieve aangeslotenen bij een sectoraal pensioenstelsel heeft het arbeidersstatuut;

Daarnaast stelt men vast dat de sectorale pensioenstelsels vandaag vooral sterk vertegenwoordigd zijn binnen sectoren met een veeleer mannelijk profiel, zoals bouw en metaal.

De FSMA stelde in vergelijking met de situatie eind 2007 wel een lichte vervrouwelijking van de aansluitingen vast, onder meer als gevolg van de invoering van een sectoraal pensioenstelsel binnen de schoonmaaksector met ingang van 2008.

Deze vervrouwelijking van de sectorale pensioenstelsels zal zich verder doorzetten van zodra de pensioenstelsels binnen de non-profit-sector,waarvan de invoering nog voor dit jaar is gepland, in werking zullen treden.

2. Deeltijdse tewerkstelling en aanvullend pensioen

Aanvullende pensioenen worden doorgaans berekend in functie van de arbeidstijd. Daardoor zullen voltijdse werknemers hogere pensioenrechten opbouwen dan deeltijdse werknemers met hetzelfde uurloon.

Hierbij passen twee kanttekeningen:

- ook binnen het wettelijk pensioen is dit het geval. Het wettelijk pensioenrecht wordt per dienstjaar vastgesteld als een percentage van loon. Vermits het jaarloon bij deeltijdse tewerkstelling proportioneel lager ligt dan bij een voltijdse tewerkstelling, zullen ook de wettelijke pensioenrechten in dezelfde verhouding lager uitvallen (op basis van een eerste raming);

- de wetgeving op de aanvullende pensioenen bevat een antidiscriminatiebepaling, die verbiedt dat deeltijdse werknemers disproportioneel zouden worden benadeeld . Op grond daarvan is het vooreerst verboden om deeltijdse werknemers van deelname aan een aanvullend pensioenstelsel uit te sluiten. Daarnaast moeten deeltijdse werknemers ook dezelfde rechten genieten als hun voltijdse collega's, rekening houdend met de vermindering van de arbeidsduur.

Omgekeerd is het niet per definitie discriminerend om aan deeltijdse werknemers bovenproportionele rechten toe te kennen. Zo wordt aanvaard dat deeltijdse werknemers inzake aanvullende pensioenopbouw als voltijdse werknemers kunnen worden behandeld in die gevallen waarin de deeltijdse arbeid ook voor de berekening van het wettelijk pensioen met voltijdse arbeid wordt gelijkgesteld. Dit is bijvoorbeeld binnen zeker marges het geval bij een vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van tijdkrediet of bij halftijds brugpensioen.