Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2443

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 31 mei 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Medische zorg op afstand - Ontwikkelingen, prognoses, mogelijkheden en bedreigingen - Regelgeving

telezorg
e-gezondheid

Chronologie

31/5/2011Verzending vraag
28/11/2011Antwoord

Vraag nr. 5-2443 d.d. 31 mei 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Steeds meer kunnen artsen hun patiënten opvolgen via doorgestuurde gegevens. Deze evolutie biedt vele voordelen (minder verplaatsingen, betere monitoring, …). Hoewel deze praktijken nauwelijks werden onderzocht, vragen ze toch veel aandacht. Niet alleen de medische maar ook de financiële en juridische aspecten kunnen onvoorziene consequenties opleveren.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoe prioritair worden de ontwikkelingen, prognoses, mogelijkheden en bedreigingen van de medische zorg op afstand aangepakt?

2) Welke maatregelen, richtlijnen of wetten gelden er momenteel met welke impact voor de bestaande praktijken van medische zorg op afstand?

3) Komen deze maatregelen tegemoet aan de reële en actuele vragen van medische, juridische en sociaalrechterlijke vraagstellingen van de medische zorg op afstand?

4) Hoe apprecieert de geachte minister de vaststelling van het jaarrapport van het Kenniscentrum voor de gezondheidszorg die letterlijk luidt " Door de huidige politieke impasse werd er op dit vlak nog niets concreets ondernomen "? Beaamt zij deze negatieve evaluatie van haar aanpak? Voorziet zij hieromtrent maatregelen?

Antwoord ontvangen op 28 november 2011 :

Momenteel staat onze maatschappij voor belangrijke uitdagingen: de vergrijzing van de bevolking, de stijgende prevalentie van chronische ziekten, kortere verblijven in het ziekenhuis, enz. In die context lijken de ontwikkeling van de telegeneeskunde en de e-Health-technologieën in hun geheel onvermijdelijk. De telegeneeskunde in het bijzonder zal ons zeker kunnen helpen om de toename van chronische ziekten het hoofd te bieden en zal een echte meerwaarde zijn voor de behandeling ervan.

In het kader van het programma “Prioriteit aan de chronisch zieken!” heeft het Rijksinstituut voor ziekte -en invaliditeitsverzekering (RIZIV) in 2010 vijf telemonitoringproefprojecten geselecteerd:

In dezelfde optiek worden sinds juli 2009 in het kader van het Kankerplan en via een RIZIV-conventie twee proefprojecten rond videoconferencing en gegevensuitwisseling gefinancierd om de deelname van huisartsen aan het multidisciplinair oncologisch consult te stimuleren. Die verschillende projecten tonen aan dat wij de telegeneeskunde in België als een prioritaire uitdaging beschouwen.

De lopende experimenten zullen moeten worden geëvalueerd, met name met betrekking tot de verbetering van het beheer en de follow-up van de persoon met een chronische ziekte en de grotere autonomie, en men zal moeten nagaan welke financiële en economische impact de telegeneeskunde op het budget van de gezondheidszorg heeft.

De resultaten van deze evaluaties zullen in een volgende fase kunnen dienen om te bekijken of dergelijke systemen kunnen worden verbreed of veralgemeend. De vele toepassingen en aanpassingen die een dergelijke evolutie vereist zullen grondig moeten worden bestudeerd. Dat zou bijvoorbeeld slaan op de organisatie van het gezondheidssysteem, de rol van de gezondheidswerkers, de responsabilisering van de burger/patiënt, of nog op de soepelheid in de zorgorganisatie. Ook op juridische vlak zouden er aanpassingen nodig zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot de aansprakelijkheid bij een incident of de privacy van de patiënt. Bovendien zou men, vanuit deontologisch oogpunt, zich ook moeten afvragen welke persoonlijke verantwoordelijkheid de geneesheer (en de verschillende actoren die bij dit klinisch traject betrokken zijn) draagt wanneer telegeneeskundige oplossingen worden aangewend.

Merk op dat de Europese Commissie, die van telegeneeskunde een van haar absolute prioriteiten heeft gemaakt, op een voorstel tot aanpassing van het wettelijke kader werkt, dat perfect als uitgangspunt zou kunnen dienen om na te gaan welke eventuele aanpassingen voor het Belgische wettelijke kader noodzakelijk zijn. Die “staff working paper on applicable EU legislation to telemedicine” richt zich zowel op nationale toepassingen als op toepassingen in het buitenland. Dit document zou vóór het einde van 2011 moeten zijn afgewerkt.

Verder wil ik ook onderstrepen dat het, rekening houdend met de complexiteit van de uitdagingen, noodzakelijk is om alle beleidsniveaus bij de discussie te betrekken.

Al die vragen zijn uiteraard uiterst belangrijk, maar vallen buiten het kader van de lopende zaken. Hierover moet de volgende regering dan ook beslissen, na overleg met alle betrokken actoren.