Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2412

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 26 mei 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Terrorisme - Financiering vanuit België - Gebruik van geld voortkomend uit sociale uitkeringen

Cel voor financiële informatieverwerking
terrorisme
sociale uitkering
zwartwerk

Chronologie

26/5/2011Verzending vraag
24/6/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-2413

Vraag nr. 5-2412 d.d. 26 mei 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uit het jaarverslag van de Cel voor financiële informatieverwerking (CFI) blijkt dat de verschillende parketten in ons land vorig jaar negentien dossiers openden over mogelijke financiering van terrorisme vanuit België. Het gaat om een totaal bedrag van 6 294 216 euro.

Een opmerkelijke passage uit dit verslag is: " Een trend die zich in 2010 lijkt door te zetten in de dossiers inzake terrorismefinanciering is het gebruik van geld voortkomend uit sociale uitkeringen voor financiële steun aan terroristische organisaties. "

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoeveel gevallen van gebruik van uitkeringen voor de financiering aan terroristische organisaties werden jaarlijks vastgesteld sinds 2006? Over welke bedragen gaat het daarbij? Hoe duidt de geachte minister deze cijfers en ontwikkelingen? Welke conclusies kan men hieruit trekken? Gaven deze conclusies aanleiding tot een aanpassing van het beleid ter zake?

2) Welke terreurorganisaties ontvingen op deze wijze financiële steun?

3) Tot welke gevolgen leidden deze vaststellingen? Werd dit geld teruggevorderd? Zo ja op welke manier en over gen gaat het? Zo niet, welke hinderpalen zijn hier werkzaam?

Antwoord ontvangen op 24 juni 2011 :

Naast haar taak inzake de strijd tegen het witwassen van geld, is ook het voorkomen van het financiële stelsel voor de financiering van terrorisme de hoofdtaak van de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI).

Voor de toepassing van de wet van 11 januari 1993 wordt onder financiering van terrorisme verstaan: “de verstrekking of verzameling van fondsen, op welke wijze ook, rechtstreeks of onrechtstreeks, met de bedoeling of wetende dat deze geheel of gedeeltelijk zullen worden gebruikt door een terrorist of een terroristische organisatie of voor het plegen van een of meerdere terroristische daden”.

Hierbij worden alle handelingen van financiering van terrorisme beoogd, ongeacht of het geld voor de financiering van terrorisme al dan niet een wettige oorsprong heeft.

1) Van begin 2006 tot heden heeft de CFI 132 dossiers doorgemeld aan de gerechtelijke overheden wegens ernstige aanwijzingen van de financiering van terrorisme, voor een totaal bedrag van 47 040 240 euro. Deze dossiers werden doorgemeld aan het federaal parket gezien de specifieke bevoegdheid in zake terrorisme. Indien een band werd vastgesteld met een onderzoek bij een lokaal parket, werd een kopie van verslag aan dit parket gestuurd.

In 37 van de 132 dossiers is er sprake van de ontvangst van een sociale uitkering, zoals Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW)-steun, werkloosheidsvergoedingen of kinderbijslag. De bedragen van deze uitkeringen variëren tussen 500 en 1 500 euro per maand.

Specifiek voor 2010 komen verrichtingen in verband met sociale uitkeringen voor in 8 van de 19 doorgemelde dossiers. Het bedrag dat in verband kan gebracht worden met de financiering van terrorisme waarbij de financiering afkomstig is van uitkeringen bedraagt 78 598,03 euro. Het totale bedrag in de wegens aanwijzingen van de financiering van terrorisme doorgemelde dossiers in 2010 bedraagt 6 294 216 euro.

Uit deze cijfers blijkt dat de sociale uitkeringen frequent terug te vinden zijn in de dossiers die doorgemeld werden wegens aanwijzingen van de financiering van terrorisme, maar dat de verrichtingen die rechtstreeks verband houden met de sociale uitkeringen slechts een beperkt deel uitmaken van het totale bedrag aan verdachte verrichtingen in de dossiers. Vaak gaat het om betrokkenen die een uitkering ontvangen op hun rekening en daarnaast een aantal verrichtingen uitvoeren voor aanzienlijk grotere bedragen, zoals internationale overschrijvingen of stortingen in contanten, die zouden kunnen kaderen in de financiering van terrorisme. Strikt genomen is er meestal ook geen sprake van sociale fraude, aangezien de betrokkenen in veel gevallen wel degelijk recht hebben op de uitkering die ze ontvangen.

Er dient eveneens opgemerkt te worden dat het in deze dossiers overwegend gaat om de strategische, lange-termijnfinanciering van buitenlandse organisaties die door de Europese Unie of de Verenigde Naties als terroristisch beschouwd worden, en dus niet om de financiering van éénmalige terroristische daden. In een beperkt aantal dossiers gaat om de financiering van de aankoop van gebedsruimtes in België door organisaties die door de inlichtingendiensten als zeer radicaal beschouwd worden.

Uit contacten met vertegenwoordigers van buitenlandse FIU’s blijkt dat het gebruik van sociale uitkeringen bij de financiering van terrorisme ook in de buurlanden meer en meer vastgesteld wordt. Bepaalde organisaties zouden dit zelfs aanmoedigen. Voor bepaalde extremisten kan het ontvangen van financiële compensaties goedgekeurd worden indien deze fondsen nadien aangewend worden om de “Jihad” te ondersteunen.

2) Voorbeelden van organisaties die in de doorgemelde dossiers van de Cel voorkomen zijn extremistische groeperingen in de Kaukasus (Tsjetsjenië), PKK, Taliban, aan Al Qaida geaffilieerde groeperingen, Takfir-Wal-Hijra en Jama'at Al Tabligh.

3) De uittredende regering is ervan overtuigd dat de CFI een belangrijke bron kan zijn voor de melding van sociale fraude. Daarom ook heeft zij door de wet van 18 januari 2010 tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 een bevoegdheid toegevoegd aan de CFI, bovenop deze afkomstig van de Europese richtlijnen ter zake. In het bijzonder met betrekking tot sociale fraude zal - door die wetswijziging - de CFI, wanneer zij een dossier doormeldt aan het parket met informatie inzake het witwassen van geld voortkomend uit een misdrijf in verband met de handel in clandestiene werkkrachten of mensenhandel, voortaan ook stelselmatig de arbeidsauditeur op de hoogte stellen in het licht van zijn specifieke bevoegdheid inzake sociaal strafrecht. Bovendien licht de CFI de sociale inlichtingen - en opsporingsdienst (SIOD) in over alle doormeldingen aan de gerechtelijke overheden van witwasdossiers in verband met overtredingen die een weerslag kunnen hebben inzake sociale fraude.