Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-232

van Anke Van dermeersch (Vlaams Belang) d.d. 8 oktober 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Wet van 28 april 1999 - Verschillen tussen de taalversies - Harmonisatie (Fiscale fraude)

belastingfraude
Financial Services and Markets Authority
Bijzondere Belastinginspectie
toepassing van de wet
interpretatie van het recht
taalgebruik
vertaling

Chronologie

8/10/2010Verzending vraag
25/1/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-233

Vraag nr. 5-232 d.d. 8 oktober 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De wet van 28 april 1999 tot aanvulling, wat de bestrijding van de fiscale fraude betreft, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten en van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, verplicht de gerechtelijke instellingen ertoe de minister van Financiën op de hoogte te brengen van tekenen van fiscale fraude.

Sinds 5 juli 1999, datum waarop deze wet in werking is getreden, moeten alle officieren van het openbaar ministerie die informatie krijgen waaruit blijkt dat er tekenen van fraude bestaan, zowel inzake directe belastingen als inzake indirecte belastingen, de minister van Financiën hiervan onmiddellijk op de hoogte brengen. Dat blijkt duidelijk uit de rondzendbrief nr. 217 van 18 oktober 1999 van de bijzondere belastinginspectie (BBI). Er bestaat echter een verschil tussen de Nederlandse en de Franse versie van de wettekst.

Dat verschil, waarop commentatoren reeds hadden gewezen, heeft betrekking op het feit zelf dat aanleiding kan geven tot een informatie. Artikel 2 van de bovenvermelde wet bepaalt in het Frans dat " les officiers du ministère public près des cours et tribunaux qui sont saisis d'une information, [waarbij een informatie aanhangig is] dont l'examen fait apparaître des indices de fraude en matière d'impôts directs et indirects, en informeront immédiatement le ministre des Finances ". In het Nederlands daarentegen bestaat de verplichting tot mededeling enkel voor de hoven en rechtbanken waarbij een strafzaak aanhangig is. Zo heeft men in de Nederlandse versie de tekst behouden zoals die was opgenomen in artikel 327, § 4, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), opgeheven door artikel 3 van de wet. Er is ook een interpretatiemoeilijkheid in verband met de identiteit van de informatoren : "officiers du ministère public " in de ene versie en " ambtenaren van het openbaar ministerie " in de andere. Dat verschil bestaat tien jaar na de inwerkingtreding van de wet nog steeds en kan nadelige gevolgen hebben voor de fiscale administratie.

Het Rekenhof verwijst daarbij naar een arrest van het hof van beroep van Antwerpen van 5 mei 2009 waarbij de administratie zich had beroepen op de Franse versie van de wet, terwijl het hof van oordeel was dat de Nederlandse tekst duidelijk was en niet moest worden geïnterpreteerd. De administratie ging hiertegen in cassatie. Dit bewijst ten overvloede dat de wetgever de twee taalversies van die wet dringend moet harmoniseren.

1) Waarom werd deze harmonisering zelfs na tien jaar nog steeds niet doorgevoerd?

2) Welke maatregelen heeft de minister al genomen om het verschil tussen de Nederlandse en de Franse versie van deze wettekst weg te werken?

Antwoord ontvangen op 25 januari 2011 :

Luidens artikel 2 van de wet van 28 april 1999 "moeten de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de rechtbanken waarbij een strafzaak aanhangig is, waarvan het onderzoek indiciën van ontduiking inzake directe of indirecte belastingen aan het licht brengt, de minister van Financiën inlichten".

In de Franse versie van de wet luidt het dat die verplichting geldt voor ambtenaren van het openbaar ministerie bij de rechtbanken "qui sont saisis d' une information".

In samenhang gelezen met artikel 28quinquies van het Wetboek van Strafvordering, waarin de term "information" wordt vertaald als "opsporingsonderzoek", dient artikel 2 van de wet van 28 april 1999 derhalve in die zin te worden begrepen dat de ambtenaren van het openbaar ministerie, "die gevat zijn met een opsporingsonderzoek", de minister van Financiën onmiddellijk moeten inlichten over indiciën van ontduiking inzake directe of indirecte belastingen, ontdekt tijdens dat onderzoek.

Wanneer er verschillen bestaan tussen de Nederlandse en de Franse tekst moeten deze, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 31 mei 1961, worden opgelost naar de wil van de wetgever, die bepaald wordt volgens de gewone interpretatie en zonder dat aan de ene tekst de voorkeur wordt gegeven boven de andere.

Indien er onduidelijkheid zou bestaan omtrent de betekenis van de term "strafzaak" in de Nederlandse tekst van de wet van 28 april 1999, kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat de term, naar de opvatting van de wetgever, het equivalent vormt van de Franstalige term "information" en bijgevolg op het opsporingsonderzoek slaat.

Hoewel in de tekst van het wetsvoorstel, aangenomen door de Commissie voor de financiën en de begroting, eerst sprake was van ambtenaren van het openbaar ministerie bij de hoven en de rechtbanken, "die een opsporingsonderzoek instellen", werd dit wetsvoorstel naderhand door de regering geamendeerd en vervangen door de term "strafzaak" omdat dit, volgens de toenmalige minister van Financiën, een betere vertaling was van de Franse term "information".

Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 28 april 1999 blijkt trouwens duidelijk dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om de informatieplicht in een zo vroeg mogelijk stadium aan de ambtenaren van het openbaar ministerie op te leggen, met name van bij de aanvang van het opsporingsonderzoek.

Deze interpretatie spoort ook met de ratio legis van de wet die er toe strekt de fiscale fraude in een zo vroeg mogelijk stadium van het strafonderzoek aan te pakken.

Het leidt dus geen twijfel dat artikel 2 van de wet van 28 april 1999 in die zin moet worden uitgelegd dat indiciën van ontduiking inzake directe of indirecte belastingen reeds tijdens de loop van het opsporingsonderzoek moeten worden medegedeeld.

Gelet op het voorgaande acht de minister het dan ook niet opportuun om de twee taalversies van de wet van 28 april 1999 alsnog te harmoniseren.