Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2292

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 6 mei 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid

Grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer - Aantal voorvallen - Maatregelen

werkplek
psychologische intimidatie
ongewenste intimiteiten
bestrijding van discriminatie

Chronologie

6/5/2011Verzending vraag
11/7/2011Antwoord

Vraag nr. 5-2292 d.d. 6 mei 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een uitgebreid onderzoek uit 2010 van Securex, internationale speler op gebied van human ressources dienstverlening, toonde aan dat grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer erg veel voorkomt in België. De data voor dit onderzoek zijn afkomstig uit vijf verschillende benchmarkstudies. In elke studie werden gemiddeld 1 600 werknemers via een bedrijfsonafhankelijke representatieve steekproef bevraagd. Hieruit enkele resultaten:

- in 2010 beweerde 13 % van de werknemers gepest te worden op het werk. In 2009 was dit nog 14 %. 60 % van de klagers bekende zich als slachtoffer van pesterijen door leidinggevende, 28 % door een collega, 21 % door een groep collega's en 9 % door externen (klanten, leveranciers, patiënten, …);

- in 2010 beweerde 9 % van de werknemers slachtoffer te zijn geweest van agressie op het werk. Dit is een sterke daling in vergelijking met 2009 en 2008. Toen beweerde respectievelijk 13 % en 14 % dit. In 2007 en 2006 werd er bijna geen agressie op het werk gerapporteerd, slechts 6 % en 3 % bekende zich als slachtoffer;

- in 2010 getuigde een op honderd werknemers slachtoffer te zijn geweest van ongewenst seksueel gedrag op het werk. In 2009 was dit 2 %, in 2008, 5 %. In 2006 en 2007 was het bijna 3 %. Bij bijna een op vier werknemers (24 %) komt het ongewenst seksueel gedrag van de leidinggevende. Bij een op drie werknemers gaat het om een collega;

- 12 % van de werknemers beweerde in 2010 gediscrimineerd te worden. Er is geen verschil met 2009, maar wel een daling in vergelijking met 2008. Toen was het nog 14 %. In 68 % van de gevallen discrimineert de leidinggevende.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Beaamt de geachte minister de resultaten van deze studie? Beschikt zij over onderzoek of gegevens met betrekking tot de omvang, de aard en andere kenmerken? Kan zij mij deze ter beschikking te stellen? Beaamt zij de positieve evoluties die deze studie naar voor schuift? Met welke argumenten zij haar antwoord?

2) Bestaan er meldpunten met betrekking tot gevallen van grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer? Zo ja, kan zij mij het aantal klachten voor de afgelopen vijf jaar bezorgen? Hoe worden deze misbruiken aangepakt en welke gevolgen werden er aan deze klachten gegeven? Zo neen, zal zij hieromtrent concrete maatregelen nemen of met welke argumenten verklaart zij de afwezigheid daarvan?

3) Hoe wordt dit fenomeen aangepakt? Wat ondernam zij de laatste jaren om deze ongewenste fenomenen te beteugelen en alzo deze cijfers te verminderen?

Antwoord ontvangen op 11 juli 2011 :

Gelieve hierna de gevraagde inlichtingen te vinden:

1) De meest recente cijfers waarover wij beschikken zijn deze van de vijfde Europese enquête over de arbeids-omstandigheden uitgevoerd door de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden. Het aandeel Belgische werknemers die werden ondervraagd, bedraagt 4 000 personen. Uit deze enquête blijkt dat gedurende de laatste twaalf maanden:

- 8,6 % (en 8,5 % in 2005) van de ondervraagde werknemers zeggen het slachtoffer te zijn geweest van pesterijen (de enquête van Securex brengt cijfers naar voren van 13 en 14 % voor de jaren 2010 en 2009);

- 2,9 % verklaren het slachtoffer te zijn geweest van fysiek geweld op het werk en 12,9 % van verbaal geweld (de enquête van Securex brengt cijfers naar voren van 9 en 13 % voor agressie in het algemeen);

- 0,8 % verklaren het slachtoffer te zijn geweest van ongewenst seksueel gedrag (1,9 % in 2005) (de enquête van Securex heeft het over cijfers van 1 en 2 %).

Deze enquête bevat nadere gegevens over het geslacht, de leeftijd, het statuut van de werknemers en hun activiteitssector.

Een meer gedetailleerde en vergelijkende analyse van de Belgische gegevens zal de komende weken worden gelanceerd. Zij zullen worden geanalyseerd door de gegevens te vergelijken met name door de oorzaken te analyseren voor wat de psychosociale risico’s betreft, maar ook door naar de gegevens te kijken per activiteitssector en beroep.

De verschillen in percentages tussen de twee enquêtes kunnen worden verklaard door het verschil in:

- de steekproef (Dublin: 4 000 werknemers – Securex : 1 000 werknemers);

- de methode van ondervragen (Dublin: interview – Securex : online

enquête);

- de antwoordkeuzes (Dublin : ja-neen-ik weet het niet – Securex : helemaal niet akkoord, niet akkoord, eerder niet akkoord, eerder akkoord, akkoord, helemaal akkoord).

2) De wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers en ook het koninklijk besluit van 17 mei 2007 betreffende de voorkoming van psychosociale belasting veroorzaakt door het werk, waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk beschrijft nauwkeurig de actiemiddelen voor de werknemer die zich het slachtoffer voelt van grensoverschrijdend gedrag. Deze wettelijke voorschriften werden recent geëvalueerd. Ik nodig u uit om de eindrapporten van deze evaluaties te consulteren op de website van de Federale Overheidsdienst (FOD) Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Zij bevatten de statistieken over het aantal klachten ingediend bij de diensten voor preventie en bescherming op het werk en de inspectie van het Toezicht op het Welzijn op het Werk. Het aantal gemotiveerde klachten ingediend bij de preventiediensten blijft de laatste vijf jaren stabiel (ongeveer 700) terwijl het aantal vragen voor informele tussenkomsten stijgt (3 209 in 2005 en 4 808 in 2009). De klachten ingediend bij de inspectie kenden een daling vanaf 2007 (zij zijn gedaald van ongeveer 800 naar 600 per jaar).

Op dit ogenblik verplicht de wetgeving de werkgever niet om de partijen en de preventiedienst te informeren over het gevolg dat hij van plan is te geven aan de gemotiveerde klacht die onderzocht is in het rapport van de preventieadviseur. Dit is één van de redenen waarom we niet beschikken over statistische gegevens omtrent dit onderwerp. Daarentegen doet het feit dat het aantal vragen voor informele tussenkomsten zeven maal hoger ligt dan het neerleggen van formele klachten vermoeden dat de informele procedure leidt tot een positieve oplossing aangezien zij niet wordt gevolgd door een officiële klacht.

3) De evaluatie van deze wetgeving is gebeurd aan de hand van een grote online enquête die was gericht naar alle actoren die betrokken zijn bij de toepassing van deze wetgeving en ook door een diepgaandere bestudering van de resultaten van de enquête tijdens discussiegroepen. De rapporten van deze evaluatie bevatten vaststellingen waarop men zich zal kunnen baseren voor het bepalen van interessante pistes voor toekomstige acties ter bevordering van de toepassing van deze wetgeving in de bedrijven.

Volgende noodzakelijke pistes kunnen we al vermelden:

- het verduidelijken van de verplichtingen in verband met het preventiebeleid (waaronder de verplichtingen van de hiërarchische lijn);

- het versterken van de aanwezigheid en de bevoegdheden van de vertrouwens-personen gezien de doeltreffendheid van de informele fase van de procedure;

- het versnellen van de behandeling van de gemotiveerde klacht;

- meer zichtbaarheid geven aan de inspectie als aanspreekpunt;

- versterken van de inspectie;

- de verschillende partijen (werknemer, werkgever, afgevaardigde, lid van het Preventiecomité) blijven informeren over de rol en de taken van elk van de actoren betrokken bij deze wetgeving (preventieadviseurs psychosociale aspecten, arbeidsgeneesheren, vertrouwenspersoon, inspectie, syndicaal afgevaardigde, leden van de hiërarchische lijn) en versterken van de samenwerking tussen de verschillende actoren.