Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2289

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 6 mei 2011

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen

Elektrische wagens - Laadpalen - Standaardisering - Maatregelen en overleg

elektrisch materiaal
elektrisch voertuig

Chronologie

6/5/2011Verzending vraag
24/5/2011Antwoord

Vraag nr. 5-2289 d.d. 6 mei 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De promotie van elektrische wagens leidt naar een verhoogd aantal ervan in ons verkeer. Daarbij horen ook consequenties, onder andere het voorzien in voldoende " laadpalen ", waar de accu's van deze wagen worden opgeladen. Momenteel zijn er ruim honderd van deze palen opgesteld in België. De relatief jonge technologie hieromtrent blijkt nog niet gestabiliseerd, met als gevolg enige wildgroei in de stopcontacten en stekkers die voor het opladen worden gebruikt en aangeboden. Momenteel zijn er ongeveer dertien incompatibele systemen. Er dringt zich uiteraard een, liefst Europese, standaard op. Momenteel werkt men met tal van tussenstukken en zijn chauffeurs nooit zeker dat ze erin slagen hun batterijen op te laden. Blijkbaar tekenen zich twee grote systemen af, namelijk het Duitse, vooral populair in noordelijk Europa en het Franse, meer populair in Zuid-Europa. Zelfs deze twee standaarden maken een Europese doortocht zonder tussenstukken problematisch.

Naar verluidt zou de Europese Unie tegen de zomer van 2011 met een voorstel komen. De betrokken actoren zoals autobouwers maar ook leveranciers van laadpalen, betreuren deze inertie en verwarring. Uiteraard spelen bij deze materie ook de gewesten hun rol, maar ik kreeg toch graag een antwoord op de volgende vragen:

1) Is de geachte minister zich bewust van de urgentie met betrekking tot een keuze van een Europese standaard voor de oplaadpalen voor elektrische voertuigen? Welk standpunt huldigt hij in deze zaak?

2) Pleegde hij hierover al overleg met zijn collega's van de gewesten?

3) Pleegde hij hierover overleg met de sector?

4) Agendeerde hij dit item tijdens het Belgische voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie?

5) Nam of plant hij hieromtrent concrete maatregelen? Zo ja, welke? Zo niet, waarom niet?

Antwoord ontvangen op 24 mei 2011 :

1. De beperkte autonomie vormt voor het grote publiek het voornaamste probleem van het gebruik van elektrische voertuigen. Een fundamenteel punt vormt het gemakkelijk vinden van plaatsen waar batterijen snel opgeladen kunnen worden.

Gezien het Europese karakter van het probleem kan echter alleen een keuze gemaakt worden tussen de diverse mogelijke of bestaande systemen nadat hieromtrent een consensus zal zijn verkregen tussen de verschillende landen. Daarom is, voorafgaand aan de ontwikkeling van een oplaadpalennetwerk, de normalisatie van deze palen, en in het bijzonder van de stekkers, op Europees niveau absoluut noodzakelijk. Aangezien een normalisatiemandaat afgeleverd werd op 29 juni 2010 door de Commissie aan de Europese normalisatie-instellingen, blijkt het uitgesloten – krachtens artikel 7 van de richtlijn 98/34 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften – dat de lidstaten individuele acties ondernemen zoals het uitwerken van een norm daaromtrent.

De Belgische deskundigen zijn evenwel zeer actief binnen de werkgroepen van de door de CEN-CENELEC opgerichte technische comités over dit onderwerp en dit, via het Bureau voor Normalisatie en het Belgisch Elektrotechnisch Comité – dit laatste verzekert in dit geval de rol van sectorale operator.

Het voornaamste principe voor de uitwerking van normen is het bekomen van een consensus tussen alle betrokken partijen. Een politieke tussenkomst moet zich dus beperken tot het herinneren aan het dringende karakter voor normen in dit domein.

2 tot 5. De Federale Overheidsdienst (FOD) Economie organiseert sinds 2010, op verzoek van mijn collega de minister van Klimaat en Energie, het Belgische platform voor de elektrische voertuigen (Be.eV). Deze hergroepeert het geheel van de betrokken partijen en in het bijzonder de overheden, zowel de federale overheid als de gewestelijke overheden, de economische wereld, de onderzoekers, de niet- gouvernementele organisaties, gebruikers, enz. Voor meer details hierover verwijs ik het geachte lid naar de bevoegde minister van Klimaat en Energie.