Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2261

van Olga Zrihen (PS) d.d. 6 mei 2011

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid

Dierenmishandeling - Wetgeving - Toepassing - De paarden van Ogy

dierenbescherming
welzijn van dieren
paardachtige

Chronologie

6/5/2011Verzending vraag
6/6/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-2260

Vraag nr. 5-2261 d.d. 6 mei 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

Velen zagen op de televisie de ontluisterende beelden van de mishandelde paarden die eigendom zijn van een handelaar in het Waalse dorp Ogy.

Er rijzen verschillende vragen over de aanwezigheid van die paarden in dat dorp en over de erbarmelijke situatie waarin ze zich bevinden.

Volgens sommige bronnen zouden deze paardachtigen van Oost-Europa naar België zijn gebracht en zouden ze op geen enkele manier in de voedselketen terecht kunnen komen omdat men totaal geen idee heeft van hun precieze herkomst.

Anderzijds zou dit geval van paardenmishandeling ook kunnen worden gekoppeld aan de praktijk van het clandestiene slachten.

Hoe dan ook, op zaterdag 30 april 2011 is een groep van ongeveer zestigtal actievoerders naar het betrokken dorp getrokken om er hun verontwaardiging en hun vastberadenheid te uiten ten opzichte van dierenmishandeling. Het was de bedoeling deze onaanvaardbare praktijken aan de kaak te stellen en de publieke opinie op een algemene manier bewust te maken van dergelijke toestanden. Ze wilden ook een oproep doen voor een betere toepassing van de bestaande wetten en een strengere maatregel ter zake. In dat opzicht werd ook voorgesteld dat in geval van recidive onmiddellijk beslag zou worden gelegd op de mishandelde dieren, zonder de resultaten van het onderzoek af te wachten omdat dit laatste de eigenaars in de meeste gevallen de gelegenheid geeft de dieren nog met een zekere winst van de hand te doen.

Hoe ver staat het met de huidige toepassing van de wetgeving met betrekking op de dierenmishandeling en wat zijn de verdere stappen in het geval van “de paarden van Ogy”?

Antwoord ontvangen op 6 juni 2011 :

Om te beginnen wens ik te verduidelijken dat het dierenwelzijn in wezen een bevoegdheid is van de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid en van minister Onkelinx, aan wie u terecht uw vraag ook hebt gericht. Het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV), dat onder mijn voogdij staat, verricht alleen controles op het dierenwelzijn tijdens zijn opdrachten in het kader van de voedselveiligheid. In elk geval, de behandeling van klachten betreffende dierenwelzijn is een prioriteit voor het Agentschap en er vindt dan ook binnen 24 uur een bezoek plaats.

In dat geval treedt het FAVV op als eerstelijnsinstantie, dat wil zeggen dat het de vaststellingen doet en waar nodig een bewarend beslag oplegt en een waarschuwing of een proces-verbaal opmaakt.

Bij ernstige tekortkomingen stuurt het FAVV het dossier systematisch door naar de FOD. Die treft dan alle maatregelen die hij nuttig acht en begeleidt de houder van de dieren bij het verbeteren van de situatie, indien nodig via definitief beslag of verkoop van de betrokken dieren.

Het FAVV is dus alleen bevoegd om bewarend beslag te leggen en om proces-verbaal op te maken. In 2007, 2008 en 2011 werden tegen deze operator meerdere processen-verbaal opgemaakt en doorgestuurd naar het Parket.

De definitieve inbeslagname en de verkoop van deze dieren valt onder de bevoegdheid van de FOD Volksgezondheid. Alle andere soorten van maatregelen zijn uitsluitend het gevolg van gerechtelijke beslissingen. Alleen Justitie is bevoegd om een verbod op het houden van dieren of de uitoefening van een beroepsactiviteit op te leggen. Gelet op de processen-verbaal die werden doorgestuurd naar het parket sinds 2007, kan men betreuren dat er niet sneller beslissingen werden genomen op dit niveau.

Onmiddellijke inbeslagname van de meest kritieke dieren werd door de FOD niet in overweging genomen omdat een voldoende grote hoeveelheid voeder aanwezig was (misschien niet van toereikende kwaliteit) en de dieren onder geregeld toezicht stonden van de praktijkdierenarts.

Er wordt thans niet overwogen om sommige dieren te slachten of te euthanaseren.

Wat de specifiek door de FOD in dit dossier getroffen maatregelen betreft, is voorzien in het opmaken van een volledige balans van de toestand van de paarden tegen eind mei. In afwachting daarvan heeft de FOD geregelde verslagen van de dierenarts, bewijzen van de aankoop van voeder en een attest van de hoefsmid geëist.

De FOD neemt zich voor om in de maand mei geregeld langs te gaan om zich te vergewissen van de evolutie van de gezondheidstoestand van de paarden en in het bijzonder van deze waarvan de toestand het meest kritiek is.

De FOD liet aan de verantwoordelijke ook weten dat de dieren definitief in beslag zouden worden genomen als de toestand een maand later nog dezelfde zou zijn als eind april.

Als dat nodig is kan de FOD een beroep doen op het FAVV om samen extra controles uit te voeren.

Er moet eveneens worden opgemerkt dat, volgens de eerste elementen van het onderzoek, de paarden in slechte toestand zijn toegekomen in de betrokken onderneming en dat er 45 van deze dieren niet werden geïdentificeerd. Er is een onderzoek aan de gang om hun exacte herkomst te bepalen.

Ik zal dus afsluiten met de vraag een rationele aanpak te vinden in dit dossier en vertrouwen te hebben in de professionals, namelijk de dierenartsen van de FOD en het Agentschap die sereen en objectief moeten kunnen werken.