Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2211

van Fabienne Winckel (PS) d.d. 5 mei 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid

Werkzoekenden - Wachtstage - Overeenkomst opleiding-inschakeling (Plan Formation Insertion - PFI) - Ziekte vóór het einde van de overeenkomst - Recht op werkloosheidsvergoeding - Statutaire leemte - Maatregelen

jongerenarbeid
zoeken naar een baan
opneming in het beroepsleven
beroepsopleiding
werkloosheidsverzekering
opleidingsstage

Chronologie

5/5/2011Verzending vraag
5/7/2011Antwoord

Vraag nr. 5-2211 d.d. 5 mei 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

Een werkzoekende die vóór het einde van zijn wachtstage een contract “Plan opleiding-inschakeling” (Plan Formation Insertion - PFI) zou beginnen en dat contract wegens ziekte niet tot op het einde kan naleven, kan op geen enkel statuut meer terugvallen. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) beschouwt deze persoon immers als een stagiair en erkent de dagen gepresteerd in het kader van een PFI niet als arbeidsdagen. Het ziekenfonds zou er in geval van ziekte van uitgaan dat het geen vergoeding moet toekennen omdat de stagiair nooit een uitkering van de RVA heeft gekregen.

Deze situatie is problematisch en jongeren van wie de wachttijd nog niet ten einde is, worden niet aangemoedigd om een dergelijke overeenkomst te aanvaarden om uit de werkloosheid te geraken of zich zo snel mogelijk op de arbeidsmarkt in te schakelen. De jongere lijkt uit zijn initiatief dus geen voordeel te halen aangezien de wachttijd na de beëindiging van het PFI-contract blijft voortlopen.

In geval van ziekte zou een werkzoekende dus terugvallen op het leefloon terwijl hij, mocht hij in de wachttijd gebleven zijn, recht zou hebben gehad op een uitkering van het ziekenfonds of op een werkloosheidsvergoeding indien hij nog altijd geen werk zou hebben gevonden.

Bevestigt u deze statutaire leemte? Waarom houdt de RVA geen rekening met de dagen gepresteerd onder een PFI-contract voor het beëindigen van de wachttijd? Hoe zult u dit probleem oplossen?

Antwoord ontvangen op 5 juli 2011 :

De duur van de wachttijd in het systeem van de werkloosheidsverzekering is voor alle schoolverlaters die tot een zelfde leeftijdscategorie behoren, gelijk: 233 dagen voor jongeren van 18 tot en met 25 jaar, 310 dagen voor jongeren vanaf 26 jaar.

Er moet opgemerkt worden dat de federale reglementering de werkzoekende niet anders behandelt naargelang het feit of hij al dan niet aangeworven in is een IBO. Hij behoudt dus hetzelfde statuut, tot op het ogenblik dat hij door de werkgever aangeworven wordt (volgens de reglementering van de deelstaten, en voor een duurtijd die gelijk is aan deze van de opleiding volbracht in de onderneming).

Het deelnemen aan een individuele beroepsopleiding in een onderneming (PFI in het Waals Gewest, FPI in de Franse Gemeenschap in Brussel, IBO in de Vlaamse Gemeenschap, IBU in de Duitstalige Gemeenschap) heeft geen invloed op deze duur: een beroepsopleiding van gelijk welke aard dan ook verkort noch verlengt de duur van de wachttijd.

Dit betekent dat, wanneer een niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende jongere in de loop van zijn wachttijd een overeenkomst aangaat in het kader van een Plan Formation Insertion (PFI), en hij terug werkloos wordt vóór het einde van die wachttijd, hij nog steeds de resterende duur daarvan moet doorlopen alvorens aanspraak te kunnen maken op wachtuitkeringen. Hij keert dus terug in de toestand van niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende.

Dit is de normale situatie zoals ze altijd al is geweest overeenkomstig de regelgeving. Het is dus niet zo dat de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) de dagen die onder PFI gepresteerd worden niet als arbeidsdagen zou erkennen. Alle gepresteerde dagen worden gewoon meegeteld voor het bereiken van de vereiste wachttijd. Dat de overeenkomst in het kader van een PFI voortijdig beëindigd wordt, heeft hierop ook geen enkele invloed.

Wat het statuut ten aanzien van de sector uitkeringen van de ziekteverzekering (onderdeel van de sociale zekerheid van de loontrekkenden) betreft, is het inderdaad zo dat niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende jongeren die nog hun wachttijd doorlopen, geen enkel recht hebben. Rechten in de ZIV-sector uitkeringen kunnen pas verkregen worden indien men werknemer in loondienst is of daarmee gelijkgesteld (bijvoorbeeld uitkeringsgerechtigd werkloze).

Ook hier geldt dat een eventuele deelname aan een beroepsopleiding hierop geen enkele invloed heeft: men blijft “niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende in wachttijd”. De mutualiteit keert geen ongeschiktheidsuitkeringen uit aan deze categorie van personen, noch vóór, noch tijdens, noch na de beroepsopleiding indien deze niet gevolgd wordt door een reguliere tewerkstelling.

Ik moet uw stelling dat “indien hij (gewoon) in zijn wachttijd gebleven was, hij recht zou gehad hebben op een tussenkomst van de mutualiteit of op werkloosheidsuitkeringen” dus op alle vlakken tegenspreken.

Wat uw opmerking over het aanvragen van een leefloon betreft: in de praktijk heeft zo’n aanvraag mijns inziens niet noodzakelijk een verband met het al dan niet aanvaarden van een overeenkomst voor een PFI tijdens de wachttijd. Wie als niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende in wachttijd nog bij iemand inwoont als persoon ten laste, heeft geen behoefte aan een leefloon wanneer hij tijdens die wachttijd geen inkomen heeft uit een PFI-vergoeding of uit RVA-uitkeringen. Wie daarentegen tijdens zijn wachttijd alleen woont en zelf voor zijn inkomen moet instaan, zal natuurlijk wel een beroep kunnen doen op het leefloon, maar dat hoeft niet bepaald te maken te hebben met een periode van arbeidsongeschiktheid gedurende de PFI: sommigen zullen al vanaf het ogenblik dat ze alleen komen te staan een leefloon aanvragen (hetgeen zelfs nog vóór hun wachttijd kan voorvallen, bijvoorbeeld reeds tijdens de studies).

Uw suggestie om de duur van de wachttijd in te korten op basis van deelname aan een PFI heeft weinig zin, omdat normaliter elke PFI verplicht gevolgd moet worden door een tewerkstelling in het kader van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. Deze tewerkstelling moet minstens even lang duren als de voorafgaande PFI.

In regel komt de situatie die u beschrijft, namelijk een terugkeer tot de status van “niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende in wachttijd”, dus nauwelijks voor.

Naar de werkzoekenden toe zou het trouwens een slecht signaal zijn om vervroegde wacht- of werkloosheidsuitkeringen toe te kennen op basis van een onvoltooide PFI, want allicht zal bij een aantal van hen dan de motivatie verdwijnen om het ganse parcours uit te maken zoals voorzien. Een bijkomende vraag die dan trouwens nog gesteld zou moeten worden, is na hoeveel PFI-dagen precies die vervroegde uitkeringen dan verworven zouden moeten zijn? Stel dat we dit redelijkerwijs op (minimaal) de helft van de nog resterende wachttijd zouden vastleggen, dan zouden nog altijd bepaalde werkzoekenden in de door u voorgelegde probleemsituatie kunnen verzeilen. Om dit volledig op te lossen, zouden we al na één dag PFI/FPI/IBO vervroegde uitkeringen mogelijk moeten maken – hetgeen natuurlijk buiten proportie zou zijn.