Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2154

van Yves Buysse (Vlaams Belang) d.d. 21 april 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid

Openbaar ambt - Mandaathouders - Opmerkingen van het Rekenhof

overheidsapparaat
ambtenaar
hoger kader
personeelsbeheer
beoordeling van het personeel

Chronologie

21/4/2011Verzending vraag
12/9/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-2151
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-2152
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-2153
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-2155
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-2156

Vraag nr. 5-2154 d.d. 21 april 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In zijn rapport "Management- en staffuncties binnen de federale overheidsdiensten" wijst het Rekenhof meerdere pijnpunten aan bij de evaluatie van mandaathouders. Het gaat onder meer over volgende tekortkomingen.

- Van de 122 tussentijdse evaluaties werden er 36 niet uitgevoerd. De uitgevoerde tussentijdse evaluaties gebeurden vaak laattijdig, al zijn hier vaak aanvaardbare redenen voor.

- Bij 23 evaluaties was er geen wettelijk tweetalige ambtenaar aanwezig hoewel de geëvalueerde tot een andere taalrol behoorde dan de eentalige evaluator. Deze aanwezigheid is verplicht in het belang van het evaluatieproces en er kan niet van worden afgestapt, zelfs niet op verzoek van de evaluatoren of de geëvalueerde zelf.

- Meerdere evaluaties van voorzitters van het directiecomité gebeurden zonder de opgelegde tussenkomst van een extern bureau.

- In vele evaluatiedossiers bleken documenten te ontbreken. Blijkbaar werden de dossiers enkel samengesteld naar aanleiding van de audit. Het zorgvuldig bijhouden van personeelsdossiers is nochtans een essentiële voorwaarde voor een goed personeelsbeheer.

- Hoewel de FOD P&O is belast met een centrale kwaliteitscontrole op de evaluaties bleef deze tot dusver dode letter. Het Rekenhof dringt er sterk op aan dat deze controle wordt uitgevoerd.

1. Welke maatregelen heeft de Minister in de FOD's onder zijn bevoegdheid reeds genomen om deze pijnpunten weg te werken.

2. Hebben deze onregelmatigheden geleid tot klachten en/of juridische procedures van personen die zich daardoor benadeeld voelen? Zo ja, hoeveel?

3. Wat zijn de gevolgen van deze gebrekkige evaluaties voor de betrokkenen?

Antwoord ontvangen op 12 september 2011 :

1. Het Rekenhof heeft twee opmerkingen geformuleerd in verband met de Federale Overheidsdienst (FOD) Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. De eerste betreft het ontbreken van het managementplan van de heer Cox in het dossier. Dit is een onjuiste opmerking. De tweede betreft de zelfevaluatie van de heer Deneve omdat die enkel betrekking heeft op de voornaamste punten van zijn managementplan. Het is evenwel op die essentiële elementen dat de voorzitter van het directiecomité terecht de nadruk wil leggen.

In verband met de achterstand waarop het Rekenhof doelt, is het inderdaad zo dat bepaalde evaluaties werden uitgevoerd minder dan zes maanden voor het verstrijken van de mandaten. De tussentijdse evaluatie van de voorzitter van het Directiecomité liep zeven maanden vertraging op.

De evaluaties van de mandatarissen die tot een andere taalrol behoren dan die van de evaluator gebeurden in het bijzijn van een wettelijk tweetalige assistent.

De tussentijdse evaluatie van de voorzitter van het directiecomité werd uitgevoerd door het bureau PwC – PricewaterhouseCoop.

2. Naar aanleiding van de evaluatie van de mandaathouders werd geen enkele klacht ingediend of juridische procedure ingeleid.

3. Niet van toepassing