Schriftelijke vraag nr. 5-1849

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 maart 2011

aan de minister van Pensioenen en Grote Steden

Federale overheidsbedrijven - Werknemers - Pensioenleeftijd - Verhoging

ambtenaar
overheidsbedrijf
pensioenvoorwaarden
pensioenregeling

Chronologie

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1850

Vraag nr. 5-1849 d.d. 23 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Alle internationale vergelijkingen geven aan dat de Belg relatief vroeg op pensioen gaat. Bij remedies voor de financieringsproblemen van sociale zekerheid en pensioenen klinkt daarom altijd de roep om langer te werken. Daarbij flirten velen met het voorstel om de pensioenleeftijd te verhogen en / of om de huidige werknemers minder vroeg op pensioen te laten vertrekken. Deze remedies gelden voor zowel de privésector als de overheid en de overheidsbedrijven.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Op welke leeftijd gaat de gemiddelde werknemer van een overheidsbedrijf op pensioen? Hoe evolueerde deze gemiddelde leeftijd in de periode van 2001 tot 2010? Hoe evalueert en duidt de geachte minister deze evolutie?

2) Hoe verschilt deze gemiddelde leeftijd per overheidsbedrijf? Zijn er aanwijsbare verklaringen voor deze variaties?

3) In welke mate en hoe varieert deze gemiddelde leeftijd afhankelijk van het geslacht, het niveau (en de woonplaats (gewest) van deze werknemers van overheidsbedrijven?

4) In welke mate verschilt de gemiddelde pensioenleeftijd bij werknemers van federale overheidsbedrijven met deze van federale ambtenaren en van werknemers in de privésector? Waarom verschilt deze gemiddelde pensioenleeftijd?

5) Wordteen specifiek beleid gevoerd om deze leeftijd te verhogen? Zo ja, met welke instrumenten? Zo niet, waarom is dit geen belangrijk aandachtspunt?

Antwoord ontvangen op 10 augustus 2011 :

In antwoord op zijn vragen, heb ik de eer het geachte Lid het volgende mee te delen.

A. Pensioenen van de Overheidssector

Ten einde betekenisvolle gegevens te kunnen meedelen werd geen rekening gehouden met de pensioneringen wegens lichamelijke ongeschiktheid. De gegevens werden berekend op basis van de recentst beschikbare cijfers in de databank.

1. Gemiddelde leeftijd waarop het vastbenoemd personeel van de autonome overheidsbedrijven op pensioen gaat :

2. Gemiddelde effectieve leeftijd waarop het vastbenoemd personeel van de autonome overheidsbedrijven op pensioen gaat – verdeling per type van overheidsbedrijf :

a) Mannen :

b) Vrouwen :

3. Gemiddelde effectieve leeftijd waarop het vastbenoemd personeel van de autonome overheidsbedrijven op pensioen gaat – verdeling volgens woonplaats :

a) Mannen:

b) Vrouwen :

B. Pensioenen van de werknemers

4) De hierna vermelde tabel geeft de bereikte gemiddelde leeftijd weer bij de ingangsdatum van de rustpensioenen van de werknemers in de periode van 2001 tot 2010. Echter, bij sommigen van deze gerechtigden wordt hun rustpensioen maar uitgekeerd bij het overlijden van hun echtgeno(o)t(e) die tot dan een pensioen aan het gezinsbedrag ontving (voordeliger dan twee persoonlijke pensioenbedragen als alleenstaande). Deze gerechtigden zijn bijna uitsluitend vrouwen en bij het uitsluiten van deze gevallen is de gemiddelde leeftijd als volgt :

Met betrekking tot de gemiddelde pensioenleeftijd van de federale ambtenaren verwijs ik het geacht Lid naar het antwoord op zijn vraag nr. 5-1847 gesteld op 23 maart 2011.

5) De “pensioenbonus” die voor de werknemers- en zelfstandigenpensioenregelingen werd ingevoerd door de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, heeft tot doel de werknemers er toe aan te zetten hun beroepsactiviteiten verder te zetten na hun 44ste loopbaanjaar of na hun 60ste verjaardag.

Voor een werknemerspensioen loopt deze bonus op tot 2,20 euro per dag effectieve tewerkstelling en voor een zelfstandige pensioen tot 172,24 euro per trimester van effectieve activiteit.

Een gelijkaardig systeem werd in de overheidspensioenregeling ingevoerd door de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen waarbij het overheidspensioen wordt verhoogd met een pensioencomplement ten bedrage van 0,125 % van het nominaal pensioenbedrag voor elke maand tewerkstelling tussen de 60ste en de 62ste verjaardag en ten belope van 0,167 % voor elke maand na de 62ste verjaardag.

Het is duidelijk dat er specifiek moet worden nagedacht over de leeftijd waarop de werknemers met pensioen gaan.