Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1776

van Elke Sleurs (N-VA) d.d. 17 maart 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen

Commercieel draagmoederschap in het buitenland - Anoniem bevallen - Ontradingscampagnes

draagmoeder
kunstmatige voortplanting
identiteitsbewijs

Chronologie

17/3/2011Verzending vraag
1/6/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1776 d.d. 17 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een recent gepubliceerd rapport van het Nederlandse ministerie van Veiligheid en Justitie maakt duidelijk dat de Nederlandse overheid een tiental keer per jaar wordt geconfronteerd met een dossier van draagmoederschap uit het buitenland.

In het verleden heb ik de minister reeds tweemaal ondervraagd (mondelinge vraag nr. 5-33, Handelingen nr. 5-12, blz. 27; en schriftelijke vraag nr. 5-386) over de houding van de Federale Overheidsdienst (FOD) Buitenlandse Zaken met betrekking tot die problematiek. Jammer genoeg waren de antwoorden onvolledig. Het is nochtans nodig om wensouders te ontraden om een beroep te doen op een draagmoeder in het buitenland. Duidelijkheid en transparantie met betrekking tot het aantal zulke (geslaagde) pogingen is dus noodzakelijk.

De volgende drie punten trekken onze aandacht:

Ten eerste zijn de criteria om commercieel draagmoederschap op te sporen zeer vaag. Kwatongen beweren dat hierdoor wensouders worden aangezet om gebruik te maken van een in het buitenland verblijvende draagmoeder. Ik onderschrijf dan ook de oproep van de minister om commercieel draagmoederschap strafbaar te stellen.

Ten tweede ontkende de minister, in tegenstelling tot zijn partijgenoten, publiekelijk dat het anoniem bevallen in Frankrijk door draagmoeders wordt toegepast. Nochtans diende de parlementaire fractie van zijn partij in het verleden een wetsvoorstel in dat het verband tussen anoniem bevallen en draagmoederschap uitdrukkelijk in de verf zet.

Ten derde kon hij geen volledige cijfers geven over het aantal erkende geboorteaktes opgesteld door een lokale overheid in het buitenland. Hij antwoordde immers dat men niet over die cijfers beschikte omdat "de geboorteakten niet aan onze ambassades of consulaten worden voorgelegd". Ik vroeg echter niet naar cijfers over de geboorteakten die aan Belgische ambassades of consulaten werden voorgelegd, maar naar cijfers van de FOD Buitenlandse Zaken. Dat departement staat in voor de erkenning van geboorteaktes die door een lokale overheid in het buitenland werden opgesteld.

Dat blijkt althans uit de webstek van Buitenlandse Zaken in België (http://www.belgium.be/nl/familie/kinderen/geboorte/in_het_buitenland/). Mijn vraag naar de omvang van (een vermoeden van) commercieel draagmoederschap in het buitenland werd dus onvolledig beantwoord. Illustrerend voor die onvolledigheid is dat uit het antwoord niet eens het bestaan van peuter Samuel in Oekraïne kan worden afgeleid.

Teneinde een volledig antwoord te verkrijgen had ik graag antwoorden op de volgende vragen:

1) Welke stappen zal de FOD Buitenlandse Zaken doen om koppels te ontraden een beroep te doen op een draagmoeder in het buitenland?

2) Waarom onderneemt de FOD Buitenlandse Zaken niets om commercieel draagmoederschap tegen te gaan waarbij het anoniem bevallen in Frankrijk wordt toegepast?

3) Welke dienst van de FOD Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de erkenning van buitenlandse geboorteakten?

4) Hoeveel Belgische kinderen hebben in de afgelopen negen jaar na hun geboorte een Indiaanse geboorteakte gekregen, waarbij de ouders die op de (Indiaanse) geboorteakte werden ingeschreven, Belg waren? Hoe vaak werd een dergelijke in het buitenland opgestelde geboorteakte erkend? Wat was de reden voor een eventuele weigering? Hoe vaak was de weigering in strijd met de internationale publieke orde? Hoe vaak was hierbij een vermoeden van draagmoederschap? Hoe vaak was dit het geval voor respectievelijk de Verenigde Staten van Amerika, Rusland en Oekraïne?

Antwoord ontvangen op 1 juni 2011 :

Tekst nog niet beschikbaar.