Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1675

van Louis Ide (N-VA) d.d. 7 maart 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Medische beroepen - Kadaster - Stand van zaken

dokter
algemene geneeskunde
beroep in de gezondheidszorg
gegevensbank
toegang tot het beroepsleven

Chronologie

7/3/2011Verzending vraag
29/6/2011Herkwalificatie
12/7/2011Antwoord

Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-1159

Vraag nr. 5-1675 d.d. 7 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Mijn laatste vraag om uitleg nr. 4-1241 (Handelingen, nr. 4-99, blz. 93) rond het kadaster voor medische beroepen dateert van 26 november 2009. Het kadaster dat toen gelanceerd werd door de minister was onderhevig aan ernstige kritiek uit het veld. De kritiek situeerde zich hoofdzakelijk rond de criteria waarop zij zich gebaseerd had om de huisartsen te definiëren. Daarenboven ontbraken gegevens over de specialisten in dit kadaster. Toch bleek toen al dat de planningscommissie zich baseerde op de gegevens om advies rond quota te formuleren.

In antwoord op mijn vraag beloofde zij extra onderzoeken uit te voeren bij zowel de huisartsen als de specialisten. De minister stelde toen ook eind 2010 voorop als streefdatum voor de koppeling van de gegevens aan andere gegevensbanken zoals deze van het RIZIV. Deze koppeling zou volgens haar het sluitstuk moeten zijn van een up-to-date en volledig operationeel kadaster.

Ondertussen zijn we eind 2010 voorbij en had ik graag een stand van zaken gekregen inzake de ontwikkeling van het kadaster van de medische beroepen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

Wat was de uitkomst van de bijkomende onderzoeken bij de huisartsen en de specialisten?

Wat is de huidige stand van zaken inzake de ontwikkeling van het kadaster van medische beroepen?

Is het kadaster volledig operationeel?

Antwoord ontvangen op 12 juli 2011 :

1. Om uw vraag te beantwoorden moet ik naar meerdere werkzaamheden verwijzen.

De analyse van gegevens over de huisartsen heeft onder meer geleid tot het optrekken van de minimumquota van de huisartsen naar 400 per jaar, en dit vanaf 2016 (koninklijk besluit van 7 mei 2010 tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2008 betreffende de planning van het medisch aanbod).

Het MB inzake behoud van erkenning van huisartsen werd in 2009 vernietigd. Een nieuw MB verscheen in 2010. Op basis van het nieuwe MB kregen alle huisartsen, inclusief de 6000 die volgens de analyses van 2009 niet aan de criteria voldeden, een brief die het systeem van behoud van erkenning uitlegt. De werkelijke follow-up van de criteria zal in 2012 starten.

De resultaten van de enquête op de toevallige steekproef van specialisten werden in de Planningscommissie voorgesteld. Het rapport van de studie werd in 2010 gepubliceerd en staat op de website van de Federale Overheidsdienst (FOD) (http://www.health.belgium.be/eportal/Healthcare/Consultativebodies/Planningcommission/publication/index.htm). De resultaten hiervan werden in de Planningscommissie van 19 mei 2011 gepresenteerd. Op deze laatste vergadering heeft de commissie het advies gegeven om de contingenten van de artsen van het jaar 2018 te behouden voor de jaren 2019 en 2020. Het gaat zowel om de contingenten van de huisartsen, als die van de totale groep van artsen, als over de minimumquota van de kinder- en jeugdpsychiaters, de artsen in acute geneeskunde, de urgentiegeneeskunde en de geriatrie.

Na een eerste studie over alle geneesheer-specialisten samen wordt dit jaar een aselecte steekproef van 2000 artsen in de interne geneeskunde en verwante specialisaties bevraagd. De verwante specialisaties aangeduid door de Planningscommissie zijn: de pneumologen, de gastro-enterologen, de cardiologen, de reumatologen en de oncologen. De resultaten zijn voor einde dit jaar voorzien en vervolgens begin 2012 in de Planningscommissie te bespreken.

2. Zoals u weet heeft het kadaster drie doelstellingen:

  1. de planning van het medisch aanbod;

  2. de taken van de dienst van medische beroepen;

  3. de communicatie met de medische beroepen.

Het is duidelijk dat deze doelstellingen met elkaar verbonden zijn. Bijvoorbeeld voor doelstelling b (de taken van de dienst ondersteunen) wordt er overgegaan van het oude kadaster naar het nieuwe, het zogenaamde “e-Cad”, waarbij een modernere technologie wordt gebruikt waardoor men de individuele erkenningsdossiers nog beter kan volgen. Dat garandeert een nog vollediger dossier, en vooral dat de lijst van de in het kadaster opgenomen personen inderdaad exhaustief is. Met andere woorden dat alle personen die een medisch beroep in België mogen uitoefenen in het systeem zijn geregistreerd. Dat is het geval voor de gezondheidsberoepen waarvoor de dienst verantwoordelijk is. Intussen worden er ook nieuwe categorieën gezondheidsberoepen in het kadaster geïntegreerd, zoals zorgkundigen, apothekers en diëtisten.

Wat betreft doelstelling a (de planning) heb ik einde 2009, op basis van de resultaten van het eerste meerjarenplan van de Planningscommissie, besloten om een andere methodiek te hanteren. De nieuwe methodiek bestaat er uit de gekoppelde gegevens van bestaande administratieve bestanden over meerdere jaren en op anonieme wijze voor de studies ten behoeve van de planning te gebruiken.

Het gaat om gegevens uit drie bronnen, namelijk uit het kadaster in de betekenis van doelstelling a van de FOD Volksgezondheid, de profielgegevens en andere gegevens van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeits-verzekering (RIZIV) en de gegevens uit de datawarehouse arbeidsmarkt. Vooral deze laatste is zeer rijk aan data en goed bruikbaar voor de doelstellingen van de planning van het medisch aanbod.

De Planningscommissie volgt mij in deze nieuwe aanpak . Bovendien is dat een manier van werken die in verscheidene Europese landen, en dan vooral de Scandinavische, wordt gevolgd. De verpleegkundigen vormen de eerste beroepsgroep waarvoor deze nieuwe methodiek wordt gebruikt . Voor die groep is de meerwaarde het grootst. De eerste resultaten hiervan werden al in de Planningscommissie gepresenteerd. Ik kan u verzekeren dat de vertegenwoordigers van de verpleegkundigen in de Planningscommissie over deze nieuwe en zeer efficiënt gebleken aanpak zeer verheugd zijn, ik kan zelfs zeggen enthousiast. Volgens mij zullen we hiermee internationaal scoren.

Het is dan ook logisch om een volgende beroepsgroep op die manier via een “kadaster voor de planning”, vandaar de naam planKAD, aan te pakken. Ik heb gekozen voor de kinesitherapeuten.

3. Het antwoord hangt natuurlijk af van de doelstelling die men vanuit die operationaliteit wil bereiken. Voor doelstelling c (communicatie) wordt het kadaster momenteel al gebruikt als referentie om personen binnen e-health te authentificeren. Er is nog werk voor de boeg om dit uit te werken tot een volledig ontplooide front office voor erkenningen. Vanuit doelstelling b (het kadaster ten behoeve van de taken van de dienst) is het antwoord volmondig ja. Vanuit de doelstelling a (de planning) is het antwoord ja wat betreft de verpleegkundigen en zal het in de nabije toekomst ja zijn voor de kinesitherapeuten.

Voor de overige twee beroepen waarvoor de Planningscommissie bevoegd is - artsen en tandartsen - volstaan volgens de Planningscommissie de tot op heden gebruikte methodes, namelijk het huidige operationele kadaster, ad hoc vragen aan het RIZIV en enquêtes bij toevallige steekproeven.