Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1667

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 4 maart 2011

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid

Ruimtevaartactiviteiten - Middelen - Aanwending

onderzoeksbeleid
ruimteonderzoek
ruimtevaartindustrie
Europees Ruimteagentschap
onderzoeksbegroting

Chronologie

4/3/2011Verzending vraag
5/5/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1667 d.d. 4 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Jaarlijks spendeert de federale overheid ongeveer 500 000 000 euro aan het federale wetenschapsbeleid. Deze middelen worden grosso modo als volgt aangewend: 200 miljoen naar ruimtevaartactiviteiten, 100 miljoen via dotaties naar de gemeenschappen voor opvang van buitenlandse studenten, 100 miljoen naar de federale wetenschappelijke instellingen en 100 miljoen naar nationale onderzoeksprogramma's, met onder andere de Internationale Attractiepolen (IAP) voor ongeveer 28 miljoen per jaar.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoe wordt de 200 miljoen voor ruimtevaartactiviteiten verdeeld? Welke instellingen ontvangen hoeveel middelen, met welke doelstellingen?

2) Kan de geachte minister de belangrijkste verwezenlijkingen van deze activiteiten toelichten? Hoe bewijst zij de relevantie van deze subsidiëringen?

Antwoord ontvangen op 5 mei 2011 :

Het geachte lid gelieve hierna het antwoord op haar vraag te vinden.

1. Zoals de Federale Onderzoeksprogramma's worden de ruimte-activiteiten goedgekeurd door de Ministerraad. In 2010 zijn 171 500 000 euro opgesplitst als volgt :

  1. 159 600 000 euro : bijdrage aan ESA (het Europese Ruimtevaart Agentschap);

  2. 10 100 000 euro: multilaterale, bilaterale ruimte-activiteiten buiten ESA en federale ondersteuningsmaatregelen;

  3. 1 800 000 euro : personeel en valorisatie van de ruimte-activiteiten.

De nota aan de Ministerraad van 7 november 2008 bepaalt de Belgische standpunten voor wat de bijdrage aan ESA betreft. De verbintenissen van België werden meegedeeld aan de Ministerraad, op basis van de nota van 2 februari 2009 "Mededeling van de beslissingen van de Ministerraad van de Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA) in Den Haag op 25 en 26 november 2008". Deze nota's kunnen geraadpleegd worden op de website van het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO), op de volgende adressen :

http://extranet.belspo.be/info/com/doc/note/ESA071108_nl.pdf;

http://extranet.belspo.be/info/com/doc/note/ESA60209_nl.pdf .

De tijdens de afgelopen decennia door de opeenvolgende Belgische regeringen gevoerde ruimtevaartpolitiek heeft ons land toegelaten een uiterst performant wetenschappelijk en industrieel weefsel te creëren dat als dusdanig wordt erkend binnen ESA en in het buitenland. Dit beleid heeft België ook een specifieke uitgelezen en bepalende plaats opgeleverd binnen de Europese ruimtevaart.

Via de door België aangegane verbintenissen wordt het aan de betrokken Belgische spelers (industriëlen, universiteiten, onderzoekscentra) mogelijk om deel te nemen aan ESA programma's en aan de O&O-activiteiten die daar mee te maken hebben. Deze verbintenissen leiden tot een tewerkstelling van om en bij 1 800 voltijds equivalenten in deze hoogtechnologische sector.

2. Ingaan op alle positieve verwezenlijkingen is quasi onmogelijk, maar toch in twee belangrijke ESA-programma’s wordt de Belgische wetenschappelijke en technologische bekwaamheid bewezen, met name PROBA-V en ExoMars :

Het PROBA-V platform is een belangrijke en internationaal erkende Belgische expertise. Voor de bouw ervan werken Belgische industriële actoren nauw samen (Qinetiq-Verhaert Space te Kruibeke, Spacebel te Luik, OIP Sensor Systems te Oudenaarde, Amos te Luik, Xenics te Leuven, ... ) en zal VITO zijn opgebouwde kennis inzake de monitoring van de vegetatie verder kunnen consolideren. De PROBA-V missie schrijft zich in in het Europese GMES-programma (Global Monitoring for Environment and Security).

Vermits België zich geëngageerd heeft om deel te nemen aan Exomars, de missie ter verkenning van de planeet Mars, kan gemeld worden dat een wetenschappelijk team onder leiding van wetenschappers van het Belgisch Instituut voor Ruimte-Aëronomie geselecteerd werd uit vele internationale teams om één van de belangrijkste instrumenten (met name SOIR NOMAD) van deze missie te ontwikkelen in samenwerking met de Belgische industrie (OIP).

De industriëlen die actief zijn in de ruimtevaart, zijn gegroepeerd in beroepsverenigingen: