Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1663

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 4 maart 2011

aan de minister van Justitie

Seksuele delinquenten - Aantallen - Kans op recidive - Beschikbare middelen voor begeleiding

seksueel misdrijf
strafgevangenis
gedetineerde

Chronologie

4/3/2011Verzending vraag
26/7/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1663 d.d. 4 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uit onderzoek van klinisch-psycholoog en criminoloog Christophe Adam naar de recidive bij seksuele delinquenten, blijkt dat na uitzitting van de straf 13,4 % hervalt binnen de vijf jaar, oplopend tot 27 % na twintig jaar. Deze recidivecijfers liggen lager dan bij diefstallen en diefstallen met geweld. Tevens blijkt dat bij de belangrijkste vorm van kindermisbruik, namelijk incest van vader op dochter, de recidive erg beperkt is. De onderzoeker stelde ook vast dat de daders vaak over meer ervaring beschikken dan de therapeuten die hen moeten behandelen. De volledige gevangenispopulatie bestaat uit ongeveer 13 % seksueel-delinquenten. De bijzondere aard van deze vorm van delinquentie vraagt om alerte en vooral prioritaire aandacht.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoeveel seksueel-delinquenten zaten er per jaar, voor de periode 2001-2010 in de Belgische gevangenissen? Hoe evolueerde dit cijfers en hoe evalueert de minister deze ontwikkelingen?

2) Op welke wijze worden deze seksueel-delinquenten behandeld? Hoeveel gespecialiseeerde therapeuten zijn er, uitgedrukt in voltijdse eenheden, werkzaam in de Belgische gevangenissen? Hoe evolueerde hun aantal in de periode 2001-2010 en liep deze evolutie parallel met de evolutie van het aantal seksueel-delinquenten?

3) Deelt de geachte minister de mening van onderzoeker Christophe Adam dat de therapeutische begeleiding van seksueel-delinquenten niet op een hoog niveau staat en dat de therapeutische begeleiders vaak over te weinig ervaring beschikken? Zo niet, waarop baseert hij deze ontkenning? Zo ja, wat ondernam of plant hij om deze situatie op korte termijn te verbeteren?

4) Kan hij verzekeren dat de seksueel-delinquenten in de Belgische gevangenissen optimaal worden begeleid en dat daardoor de kans op recidive tot een minimum wordt beperkt?

Antwoord ontvangen op 26 juli 2011 :

  1. De cijfers kunnen uiteraard fluctueren in de loop van een jaar. De volgende cijfers vormen de momentopname op 1 oktober van het betrokken jaar. De in rekening genomen misdrijven betreffen: verkrachting, aanranding van de eerbaarheid, openbare zedenschennis, ontucht en prostitutie.

    2007: 1 766 (op 9 751 gedetineerden)

    2008: 1 774 (op 9 841 gedetineerden)

    2009: 1 721 (op 10 157 gedetineerden)

    2010: 1 783 (op 10 622 gedetineerden)

    Dit cijfer blijkt dus redelijk stabiel. De cijfers van voorgaande jaren zijn tijdelijk niet beschikbaar.

  2. Het spreekt voor zich dat de ene seksuele delinquent de andere niet is, en dat elk van de dossiers een specifieke benadering vereist. Zelfs de premisse die uw vraag lijkt te ondersteunen, namelijk dat “een” behandeling voor elke seksueel-delinquent zinvol is, moet ongetwijfeld worden genuanceerd. Elk dossier is uniek. Daarbij dient ook rekening gehouden te worden met het risico van stigmatisering, dat verbonden is aan de identificatie als seksueel-delinquent ten aanzien van andere gedetineerden binnen de gevangenis.

    Voorzover u peilt naar de psycho-medische behandeling van seksueel-delinquenten binnen de gevangenis, moet er op gewezen worden dat de daadwerkelijke behandeling geen bevoegdheid is van de federale overheid, maar van de gemeenschappen. De federale overheid verzorgt – via de psychosociale dienst (PSD) – enkel de zogenaamde “pretherapie” binnen de gevangenis. De vraag naar het aantal gespecialiseerde therapeuten binnen de federale overheid heeft in dit licht geen voorwerp.

    Uitzonderingen op het beginsel dat de federale overheid geen behandelingen verstrekt, vormen de geïnterneerde seksueel-delinquenten en de gewone veroordeelden-seksueel-delinquenten met ernstige psychiatrische problemen die bij beslissing van de zorgpsychiater zijn opgenomen in een psychiatrische afdeling van de gevangenis. Deze worden begeleid door de psycho-medische zorgequipe verbonden aan de gevangenis.

    Voor een specifieke begeleiding en opvolging worden de seksuele delinquenten door de PSD aangemeld bij externe instanties overeenkomstig de samenwerkingsakkoorden met Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Deze samenwerkingsakkoorden werden recent geëvalueerd onder leiding van de Dienst Strafrechtelijk Beleid. Het evaluatierapport wordt op 20 mei aanstaande gepubliceerd.

  3. Dit is helemaal niet wat onderzoeker Adam heeft gezegd. De heer Adam is integendeel vertrouwd met het onderscheid tussen de expertise en de zorg binnen de gevangenis en weet dat de behandeling van seksueel-delinquenten in beginsel plaatsvindt extra muros, zodat ook moeilijk van een gebrek aan ervaring van de therapeutische begeleiders, of een laag niveau van de behandeling intra muros kan worden gesproken.

    Wel had hij het over de relatief beperkte ervaring van sommige leden van de psychosociale dienst inzake risicotaxaties. Hier moet tegen ingebracht worden dat de verslaggeving met betrekking tot seksueel-delinquenten gebeurt door psychologen of psychiaters die hiervoor een specifieke accreditatie hebben verkregen. De gespecialiseerde adviesverslagen mogen enkel door of onder supervisie van deze geaccrediteerde PSD-leden worden opgesteld.

    Voor wat de behandeling buiten de gevangenis betreft, spreekt het voor zich dat de nodige conclusies zullen worden getrokken uit het evaluatierapport van de samenwerkingsakkoorden.

  4. Zoals in het antwoord op de voorgaande vragen toegelicht, betreft het vermijden van recidive van seksueel-delinquenten die werden opgesloten in een gevangenis een gedeelde verantwoordelijkheid van verschillende actoren. Als minister van Justitie ben ik in de eerste plaats verantwoordelijk voor een correcte strafuitvoering. Verwijzend naar de doelstellingen bij de tenuitvoerlegging van de straf, zoals neergelegd in de Basiswet van 12 januari 2005, houdt dit ook in dat vanuit de gevangenis de nodige inspanningen worden geleverd om de reclassering van de betrokken seksueel-delinquenten, net zoals voor alle andere gedetineerde overigens, te helpen uitwerken. De individuele verantwoordelijkheid van de gedetineerde mag daarbij niet over het hoofd worden gezien. Bij deze reclassering (waar een behandeling uiteraard deel van kan en dikwijls zal uitmaken), spelen de psychosociale diensten van de gevangenissen, met hun gespecialiseerde medewerkers, uiteraard een belangrijke rol.

    Voor de eigenlijke begeleiding en behandeling van de seksueel-delinquenten verwijs ik naar de desbetreffende samenwerkingsakkoorden en de evaluatie daarvan, die eerstdaags zal worden gepubliceerd.