Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1645

van Marie Arena (PS) d.d. 4 maart 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen

De follow-up van de Internationale Conferentie van het gebied van de Grote Meren

internationale conferentie
Midden-Afrika
Oost-Afrika
handhaving van de vrede
conflictpreventie
topconferentie

Chronologie

4/3/2011Verzending vraag
5/5/2011Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-505

Vraag nr. 5-1645 d.d. 4 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

Op initiatief van de Verenigde Naties heeft de Internationale Conferentie van het gebied van de Grote Meren (ICGLR), die in 2000 is opgericht, een aantal instellingen gecreëerd. Dat leidde in 2004 tot de Verklaring van Dar es Salaam over Vrede, Veiligheid en Democratie en Ontwikkeling en in 2006 tot het Pact voor Veiligheid, Stabiliteit en Ontwikkeling. De 11 lidstaten van de ICGLR - Angola, Burundi, de Centraal Afrikaanse Republiek, Congo-Brazzaville, de DRC, Kenia, Oeganda, Rwanda, Soedan, Tanzania en Zambia – hebben aldus hun gezamenlijke vastberadenheid uitgedrukt om van het gebied van de Grote Meren een ruimte te maken van duurzame vrede en veiligheid, zowel voor de staten als voor hun bevolking, van politieke en maatschappelijke stabiliteit, van gedeelde groei en ontwikkeling, een ruimte van samenwerking gebaseerd op convergentiestrategieën en -beleid in een kader van een gemeenschappelijk doel dat ze vastberaden zijn te realiseren, volgens de verzuchtingen van hun bevolking, in overeenstemming met de visie en de missie van de Afrikaanse Unie, met de volle medewerking van de hele bevolking, in partnerschap met de Organisatie van de Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie en de gehele internationale gemeenschap.

Uiteraard is ons land betrokken bij de ontwikkeling en de stabiliteit in dat gebied, waarmee het hechte banden onderhoudt. België heeft overigens een speciale gezant voor het gebied van de Grote Meren. Kunt u ons meedelen welk gevolg aan de ICGLR werd gegeven? Wat is de stand van zaken bij de realisatie van die doelstellingen? Welke resultaten heeft de samenwerking met de buurlanden opgeleverd? Op welke domeinen is vooruitgang geboekt? Wat zijn de voornaamste obstakels voor de realisatie van de doelstellingen? Wat heeft België ter zake ondernomen of wat zal het doen? Wat zijn de eerstkomende belangrijke data? Welk gevolg zal worden gegeven aan de speciale top tegen de illegale exploitatie van natuurlijke rijkdommen, die op 15 december jongstleden in Zambia werd gehouden in het kader van de ICGLR?

Antwoord ontvangen op 5 mei 2011 :

Zoals het geachte lid aanstipt, werd de IC/GLR door de landen van de regio in het leven geroepen vanuit de wil om op basis van veiligheid en ontwikkeling te komen tot duurzame vrede in het Gebied van de Grote Meren. Het idee om de zware problemen die het Gebied van de Grote Meren hebben geteisterd, regionaal te benaderen, gaat inderdaad terug tot de Rwandese genocide van 1994 toen duidelijk werd dat de ontwikkelingen in een land zware gevolgen konden hebben voor de veiligheid van de naburige landen of van de gebieden in de omgeving en dat het nodig was deze negatieve spiraal te doorbreken. Reeds in 1994 stelden de Verenigde Naties een grote regionale conferentie voor die zou bevestigen dat veiligheid, de eerbiediging van de rechten van de mens en democratisering noodzakelijke voorwaarden zijn voor economische ontwikkeling. De vluchtelingencrisis van 1994 en 1996 en de twee oorlogen waarin Congo in 1996 en 1998 verwikkeld was, verhinderden evenwel de uitvoering van dit project dat pas in 2006 werd afgerond en ondertekend, bij de oprichting van de IC/GLR. De IC/GLR is het tastbare resultaat van de wil van de betrokken Afrikaanse landen om een einde te stellen aan de bloedige oorlogen en conflicten die Congo tien jaar lang hebben geteisterd.

De internationale gemeenschap steunt de IC/GLR omdat Afrika hiermee de kans krijgt eigen verantwoordelijkheid op te nemen bij het zoeken naar oplossingen voor de conflicten in Centraal Afrika; een bewijs hiervoor is de oprichting van een “Group of Friends of the Great Lakes region” waarvan de meest betrokken landen deel uitmaken en die tot voor kort onder het voorzitterschap stond van de Speciale Gezant van de EU voor de regio van de Grote Meren en Canada. België heeft steeds elke benadering in het Gebied van de Grote Meren gesteund die gericht was op de veiligheid van de betrokken landen, die bewerkstelligd moet worden door de naleving van de fundamentele rechten van de mens en democratisering, allebei voorwaarden voor economische ontwikkeling.

Concreet betekent dit dat Buitenlandse Zaken (via de budgetlijnen preventieve diplomatie en conflictpreventie) substantiële steun verleent aan de IC/GLR.

Binnen haar mandaat kan de IC/GLR evenwel maar beperkt actie ondernemen omdat het hier om een “conferentie” gaat, in feite een secretariaat, die ontstaan is vanuit de gemeenschappelijk wil van de lidstaten en die enkel kan optreden indien de leden een consensus bereiken. Het secretariaat van de IC/GLR in Bujumbura overweegt dan ook nog hoe en met welke middelen ze haar taken kan uitvoeren zonder in het vaarwater terecht te komen van de initiatieven van andere regionale instellingen (ECGLC en Oost-Afrikaanse Gemeenschap) en van de ontwikkelingsprogramma’s van de Verenigde Naties of van de bilaterale samenwerking. Het is evenwel zaak te vermelden dat de belangrijke ontwikkelingen op het gebied van de subregionale veiligheid in feite het onderwerp waren van bilaterale overeenkomsten tussen Rwanda en Congo en van de akkoorden van Goma over de integratie van de gewapende groepen in Oost-Congo, waar de IC/GLR geen beduidende rol heeft gespeeld.

De Top van de IC/GLR in Lusaka van december 2010 was een belangrijk moment, omdat de leiders van de lidstaten van de IC/GLR er formeel erkenden dat de illegale ontginning van de natuurlijke rijkdommen nu één van de belangrijkste oorzaken is voor de onveiligheid in Oost-Congo, waardoor er maar geen eind komt aan de conflicten en de daarmee gepaard gaande grove schendingen van de rechten van de mens. De Top hechtte zijn goedkeuring aan de voorstellen die het IC/GLR-secretariaat in oktober 2009 had voorbereid naar aanleiding van een analyse van het “Protocole sur la lutte contre l’exploitation illégale” (een Protocol tegen illegale ontginning) en aan een actieplan teneinde controlemechanismen in te stellen (certificering, databanken, harmonisering van de wetgevingen, waarschuwingssysteem, …). De samenwerking tussen de IC/GLR en de OESO inzake goed bestuur in de handel met “conflictmineralen” (“zorgvuldigheid in de mijnsector”) is belangrijk en er mag worden gehoopt dat de regionale consensus en het instellen van controlemechanismen (vermoedelijk in de komende maanden) de aanzet geven tot een proces waarmee in Oost-Congo de ontginning van en de handel in metalen en mineralen kunnen worden gecontroleerd of aan banden gelegd. In dit proces zou de IC/GLR een schakelfunctie moeten vervullen. Hierin zou ze als secretariaat en “conferentie” een bestaansreden kunnen vinden die aansluit bij de reële behoeften aan vrede in de regio.

België is van plan deze ontwikkelingen nauw op te volgen en te begeleiden: mijn Speciale Gezant voor de Grote Meren heeft de werkzaamheden van de Top van Lusaka samen met andere vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap gevolgd. Via het budget “conflictpreventie” levert België een bijdrage aan het pilootproject “due diligence” van de OESO. Na de Top van Lusaka werd een nieuwe samenwerking opgezet tussen de IC/GLR en de Task Force MIRECA (een Belgisch initiatief dat in 2007 van start ging onder de naam “werkgroep minerale rijkdom in Centraal-Afrika”) met de bedoeling Burundi te helpen bij het formaliseren van zijn artisanale mijnbouwsector (in samenwerking met de Duitse GTZ). Voorts kwam een samenwerking tot stand tussen het Burundese mijnbouwministerie en de universiteit van Bujumbura. Deze nieuwe initiatieven zijn trouwens een aanvulling op de acties die reeds door MIRECA in de DRC worden ondernomen.