Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1624

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 2 maart 2011

aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Europese Unie - EU2020-strategie voor meer sociale insluiting - Opvolging

Europese Unie
ontwikkelingsbeleid
sociale integratie
armoede
EU-programma

Chronologie

2/3/2011Verzending vraag
6/7/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1622
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1623

Vraag nr. 5-1624 d.d. 2 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De EU 2020-strategie is de langetermijnstrategie van de Europese Unie voor een sterke en duurzame economie met veel werkgelegenheid. Deze strategie moet ervoor zorgen dat de Europese economie zich ontwikkelt tot een zeer concurrerende, sociale en groene markteconomie en bouwt voort op de Lissabonstrategie.

De EU 2020-strategie moet zowel een goede uitweg uit de crisis bieden als ambitieuze structurele hervormingen in gang zetten. Tijdens de Europese Raad van 17 juni 2010 is de strategie vastgesteld door de regeringsleiders van de EU-landen.

Net als bij de Lissabonstrategie is de looptijd van EU 2020 tien jaar. In tegenstelling tot de Lissabonstrategie heeft de EU 2020-strategie een beperkt aantal kerndoelen die onderling met elkaar samenhangen. De regeringsleiders van de EU-lidstaten zijn het tijdens de Europese top van 25 en 26 maart 2010 eens geworden over de doelstelling voor het bevorderen van sociale insluiting.

Het aantal Europeanen dat op de grens van de armoede leeft moet worden verminderd. Daardoor moet aan ten minste 20 miljoen mensen een uitweg uit het risico op armoede worden geboden.

Ik heb daarover de volgende vragen

1. Wat werd er door de regering reeds gedaan om deze doelstelling te bereiken?

2. Welke concrete afspraken werden hierover gemaakt met de collega's ministers van de EU? Is de minister het met me eens dat deze doelstelling niet vanzelf gerealiseerd zal worden en dat er een volgehouden inspanning voor vereist is?

3. Hoeveel middelen zijn hiervoor vereist? Werden er quota verdeeld tussen de verschillende EU-landen om deze doelstelling gezamenlijk te bereiken?

4. Hoe worden de gewesten en gemeenschappen betrokken bij de realisatie van deze doelstellingen?

Antwoord ontvangen op 6 juli 2011 :

In antwoord op zijn vragen,

1) De Lidstaten zijn belast met de opmaak van een nationaal hervormingsprogramma (NHP) waarin ze de gekwantificeerde doelstellingen moeten vermelden. Ook België heeft een NHP aan de Commissie bezorgd. Daarin geeft België blijk van de ambitie om, ten opzichte van het referentiejaar 2008, tegen 2020 380 000 personen uit het risico op armoede en sociale uitsluiting te halen. Voor het volgende NHP zullen subdoelstellingen bepaald worden met betrekking tot armoede bij kinderen, gezinnen zonder werk en overmatige schuldenoverlast. De inhoudelijke opvolging zal onder andere gebeuren via de Permanente Armoedewerkgroep, opgericht in het kader van de Interministeriële Conferentie Integratie in de Maatschappij.

2) De Lidstaten hebben beslist en zijn verplicht om op nationaal niveau gekwantificeerde doelstellingen voor te bereiden, die toelaten om deze gemeenschappelijke doelstelling te behalen. De NHP's werden door de Commissie geanalyseerd. Op 7 juni heeft de Europese Commissie haar aanbevelingen met betrekking tot de Nationale Hervorming Programma’s gepubliceerd. Deze worden momenteel geanalyseerd op Europees niveau door de verschillende comités (Comité voor de Sociale Bescherming-SPC, Werkgelegenheidscomité-EMCO en het Comité voor Economisch beleid (EPC); Vervolgens zullen zij door de verschillende Raadsformaties en ten slotte door de Europese Raad van staatshoofden en regeringsleiders dienen aangenomen te worden.

Het tijdsperspectief is 10 jaar. Dat betekent een volgehouden inspanning, die van nabij dient gemonitord te worden en desgevallend bijgestuurd.

3) De Commissie heeft aan alle Lidstaten een ambitieniveau voorgesteld. Elke Lidstaat dient ook de nationale doelstellingen te bepalen, evenals de middelen die moeten worden geïnvesteerd om deze doelstellingen te bereiken.

4) De Gewesten en de Gemeenschappen zijn inderdaad betrokken bij de uitwerking van de NHP. Een belangrijk deel van de maatregelen vallen immers onder hun bevoegdheid.

Bovendien is er ook de Permanente Armoedewerkgroep opgericht in het kader van de IMC, waarin de ministers bevoegd voor armoedebestrijding van de verschillende beleidsniveaus vertegenwoordigd zijn. Die heeft onder meer als doelstelling de armoedetarget in de context van het NHP te verzekeren en indicatoren te bepalen. Dit gebeurt in het kader van de overlegstructuur binnen de Federale Overheidsdienst (FOD) Buitenlandse zaken.