Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1618

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 2 maart 2011

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen

Europese Unie - EU2020-strategie voor meer onderzoek en ontwikkeling - Opvolging

Europese Unie
ontwikkelingsbeleid
onderzoek en ontwikkeling
EU-programma

Chronologie

2/3/2011Verzending vraag
28/6/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1616
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1617

Vraag nr. 5-1618 d.d. 2 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De EU 2020-strategie is de langetermijnstrategie van de Europese Unie voor een sterke en duurzame economie met veel werkgelegenheid. Deze strategie moet ervoor zorgen dat de Europese economie zich ontwikkelt tot een zeer concurrerende, sociale en groene markteconomie en bouwt voort op de Lissabonstrategie.

De EU 2020-strategie moet zowel een goede uitweg uit de crisis bieden als ambitieuze structurele hervormingen in gang zetten. Tijdens de Europese Raad van 17 juni 2010 is de strategie vastgesteld door de regeringsleiders van de EU-landen.

Net als bij de Lissabonstrategie is de looptijd van EU 2020 tien jaar. In tegenstelling tot de Lissabonstrategie heeft de EU 2020-strategie een beperkt aantal kerndoelen die onderling met elkaar samenhangen. De regeringsleiders van de EU-lidstaten zijn het tijdens de Europese top van 25 en 26 maart 2010 eens geworden over de doelstelling om meer onderzoek en ontwikkeling te ondersteunen.

De investeringen in onderzoek van overheid en bedrijven moeten tegen 2020 stijgen tot 3 procent van het bruto binnenlands product. Zowel de overheid als het bedrijfsleven moeten daaraan bijdragen.

Ik heb daarover de volgende vragen

1. Wat werd er door de regering reeds gedaan om deze doelstelling te bereiken?

2. Welke concrete afspraken werden hierover gemaakt met de collega's ministers van de EU? Is de minister het met me eens dat deze doelstelling niet vanzelf gerealiseerd zal worden en dat er een volgehouden inspanning voor vereist is?

3. Hoeveel middelen zijn hiervoor vereist? Werden er quota verdeeld tussen de verschillende EU-landen om deze doelstelling gezamenlijk te bereiken?

4. Op welke wijze worden de gewesten en gemeenschappen betrokken bij de realisatie van deze doelstelling?

Antwoord ontvangen op 28 juni 2011 :

1. De doelstelling om tot 3 % van het BBP in onderzoek en ontwikkeling (O&O) te investeren, komt van de Europese Unie. De lidstaten werden verzocht dit in nationale pistes en doelstellingen om te zetten. Zo blijven ze meester van de uitvoering ervan en van de hiertoe gebruikte middelen, met het oog op een betere beheersing van de EU 2020-strategie.

Op Belgisch niveau werden er werkgroepen geraadpleegd om op nationaal niveau de overweegbare doelstellingen te onderzoeken en op politiek niveau werd toen voor een vork tussen 2.6 % en 3 % gekozen (cf. ontwerp van het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP). De Kanselarij van de Eerste minister heeft een aantal werkgroepen opgedragen zich opnieuw over deze vorken te buigen om een politiek akkoord over een precies cijfer te bereiken voor de indiening van het definitieve NHP tegen april 2011. Uiteindelijk werd er voor een percentage van 3 % geopteerd. .

Wat betreft de genomen maatregelen om deze doelstellingen te halen, worden er wegens de regering van lopende zaken en aangezien de deelstaten over brede bevoegdheden op het gebied van innovatie beschikken, hoofdzakelijk regionale maatregelen in het NHP vermeld (zie antwoord 4).

2. Op geaggregeerd niveau, d.w.z. door alle nationale doelstellingen op te tellen, haalde men wel 2,7 % à 2,8 % voor de ontwerpen van NHP voor het geheel van de Europese Unie en de Europese Commissie erkende dat het om een belangrijke inspanning ging, vooral gelet op de huidige budgettaire context. De Europese Commissie suggereerde dat de lidstaten hervormingen aannemen om de belemmeringen voor de groei van innovatieve ondernemingen weg te nemen. Laat me het geachte lid eraan herinneren dat de communautaire methode op de open coördinatiemethode (OCM) berust. De Commissie heeft de finale NHP nog niet onderzocht. Het is dan ook moeilijk om te weten welk geaggregeerd niveau zal worden bereikt.

Bij gebrek aan een regering met volheid van bevoegdheden wordt er als enige federale bevoegdheid de vrijstelling met 75 % van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoekers vermeld. Dit zou een bijdrage van 0,18 % van het BBP tot de 3 %-doelstelling moeten uitmaken.

3. De geïnitieerde beleidslijnen om aan de doelstellingen van de EU 2020-strategie te voldoen, liggen in de lijn van het normale budget van de regering en hangen niet af van specifieke enveloppen.

4. De gewesten en gemeenschappen zijn bevoegd voor belangrijke competenties inzake innovatie, wat hen ertoe aanzet nieuwe initiatieven te nemen. De bedoeling van al deze initiatieven is om O&O en innovatie te bevorderen en om de economische structuur van de gewesten om te vormen in een op kennis gebaseerde economie. Verder streven ze ook naar perfectie in wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en opleiding. Elk gewest richt zijn beleid op de bedrijfstakken waaruit ze een comparatief voordeel kunnen halen. Voor meer informatie verwijs ik het geachte lid naar het Belgische NHP en naar de programma’s van de drie gewesten, bijgevoegd bij het Belgische NHP.