Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1501

van Louis Ide (N-VA) d.d. 25 februari 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Het 'No Fault' fonds

medische fout
Fonds voor medische ongevallen
vergoeding

Chronologie

25/2/2011Verzending vraag
25/2/2011Antwoord

Herkwalificatie van : mondelinge vraag 5-48

Vraag nr. 5-1501 d.d. 25 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Tandarts van 18 februari 2011 titelt: " Foutloze wet moeizaam van start". De No Fault wetgeving draag ik, zoals u weet uit mijn diverse parlementaire vragen en tussenkomsten een warm hart toe. Met de oprichting van dit Fonds hoop ik dat inderdaad een hoop frustraties van de zorgverstrekker en de patiënt tot het verleden behoort. De verhalen komen om de haverklap in de media. De geneeskunde is geen wiskunde en er zijn inherente risico's bij elke ingreep. Vaak zat er maar één iets op voor de patiënt en dat was naar de rechtbank trekken. Maar voor de rechtbank moet de patiënt (terecht) schuld en fout aantonen. Vaak leidt dit tot (ook terechte) frustraties en onbegrip. Met het No Fault Fonds probeert, zoals gezegd, de minister hier een goede oplossing te zoeken voor elke partij.

Alleen stel ik me vragen bij de verdere uitwerking want het is toch belangrijk dat eens de No Fault- wetgeving echt operationeel wordt, deze zeer goed in elkaar zit en echt tegemoet komt aan de ergernissen van de betrokkenen. In die zin, mevrouw de minister, deel ik de bezorgdheid van prof. Dewallens in de Tandarts.

Volgens het KCE mag het fonds rekenen op 8000 aanvragen waarvan 80 te vergoeden. Naar ik vermoed is dit een extrapolatie van de Franse situatie en nogal kort door de bocht. In die zin, mevrouw de minister, stel ik mij de volgende vraag: Hebt u enig doordacht idee van het aantal mogelijke dossiers of aanvragen waarmee het No Fault fonds zou kunnen geconfronteerd worden? In hoeverre gaat deze vergelijking met Frankrijk op?

Daarenboven stel ik me de vraag in hoeverre het No Fault fonds niet zal misbruikt worden als een vorm van goedkoop adviesorgaan. Zal men het fonds niet aanspreken voor bepaalde dossiers teneinde een gratis expertise of advies geformuleerd te krijgen waarmee de betrokkene alsnog naar de rechtbank kan stappen? Dan schiet het No Fault Fonds toch zijn doel voorbij en zal dit toch enorm wegen op het budget?

Ik vraag me ook af hoe mevrouw de minister de effectieve werking van het No Fault fonds kan garanderen. Is er een Raad van Bestuur? Of zijn hier op zijn minst alle kandidaturen voor binnen? Zal er een directiecomité zijn? Hoeveel effectieve mankracht voorziet mevrouw de minister om, als het fonds goed en wel op dreef is, de stortvloed van dossiers te kunnen overzien? Wie zal de dossiers evalueren? Hoeveel dossiers zijn er nu reeds ingediend zowel per brief als per telefoon bij de FOD Volksgezondheid als op een andere manier? Wat voor soort dossiers zijn dit, met andere woorden wat is de aard van de dossiers?

In de vorige legislatuur voorzag mevrouw de minister een bedrag van een goede 5 miljoen euro voor het fonds. Elk jaar opnieuw zou de ministerraad herbekijken welk bedrag naar het No Fault Fonds zou gaan, is dit reeds voorzien voor 2011? En zo ja, over hoeveel gaat het?

Ten slotte, wat zal de rol van de ziekenfondsen zijn ten aanzien van deze dossiers en de werking van het Fonds ?

Antwoord ontvangen op 25 februari 2011 :

Ik heb al de gelegenheid gehad om in het antwoord op uw vraag om uitleg nr. 36 op meerdere van de vragen die u mij vandaag stelt te antwoorden.

De wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg verscheen op 2 april laatstleden in het Belgisch Staatsblad. Ik herinner eraan dat deze wet maar zeer weinig uitvoeringsbesluiten nodig heeft, en dat drie daarvan al zijn verschenen. De andere zullen voor de volgende minister van Volksgezondheid klaarliggen.

Maar om het Fonds voor de Medische Ongevallen te laten werken, moet het personeel kunnen aanwerven, waarvan het aantal op ongeveer 20 tot 25 voltijdse equivalenten wordt geschat.

Daartoe moet de Raad van bestuur van het Fonds echter een begroting en een personeelsplan goedkeuren.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat de nadere regels voor de aanduiding van de leden van de raad van bestuur vastlegt was klaar zodra de wet was verschenen, maar werd door de lopende zaken pas op 15 november 2010 goedgekeurd. Een eerste oproep tot kandidaten is zopas afgerond, en men heeft moeten vaststellen dat het onmogelijk is om de raad van bestuur volledig en rechtmatig samen te stellen. In de komende dagen verschijnt er een nieuwe oproep tot kandidaten in het Belgisch Staatsblad, die na een maand afloopt.

Voor de benoeming van de leden van de raad van bestuur moet er in principe wel een regering met volle bevoegdheid zijn. Mochten de lopende zaken nog langer duren, wat ik niet wens, dan zal men misschien een systeem moeten bedenken om dat besluit alsnog te kunnen goedkeuren. Maar ik kan daarover geen enkele zekerheid geven. De volgende regering zal in elk geval over een afgerond dossier kunnen beslissen.

Op dit ogenblik werken vijf mensen voltijds aan de uitbouw van het Fonds, onder leiding van een werkgroep van vertegenwoordigers van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeits-verzekering (RIZIV) en van mijn beleidscel.

Bovendien bepaalt de wet, en om de burgers niet te straffen voor de eventuele vertraging in de werking van het fonds, dat ze van toepassing is voor alle schade veroorzaakt door een feit ná haar verschijnen in het Belgisch Staatsblad. Op die manier waarborgt de wet vanaf haar publicatie de rechten van de slachtoffers, zelfs als die vandaag nog geen feitelijke en formele aanvraag kunnen indienen.

Het callcenter van de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid (02/524.97.97) ten slotte moet sinds 2 april de vragen van de burgers over de wet beantwoorden. Indien de burger dat vraagt, noteert het callcenter zijn gegevens en bezorgt ze die aan het RIZIV, dat ze op zijn beurt aan het Fonds voor medische ongevallen meedeelt. Zodra het Fonds operationeel is, zal het de burger dan rechtstreeks contacteren.

Afhankelijk van hoe de huidige toestand evolueert, hoop ik dat het Fonds de eerste aanvragen tegen het einde van het eerste semester van 2011 kan ontvangen.

Volgens mijn informatie heeft het Fonds al kennis van het bestaan van 83 dossiers. Die zijn nog niet behandeld, omdat de wettelijke bepalingen die de onderzoeksprocedure van de aanvragen en de schadevergoeding van de slachtoffers organiseren nog niet in werking zijn getreden. Het Fonds beschikt dus niet over informatie met betrekking tot de inhoud van deze dossiers.

Wat het budget van het Fonds aangaat, legt een koninklijk besluit van 7 juli 2010 de bijdrage van het RIZIV vast op 5 385 000 euro. Dit bedrag komt precies overeen met de schatting van het KCE in zijn verslag van maart 2009. Het onderzocht op mijn verzoek hoeveel de omzetting in België van het Franse systeem zou kosten.

Het KCE schat in datzelfde verslag de behoeften van het Fonds voor het 2e jaar op 12 507 000 euro. De regering was er tijdens het begrotingsconclaaf van oktober 2009 al mee akkoord gegaan om het Fonds dat bedrag in 2011 toe te kennen. Rekening houdende met de omstandigheden, zal dit akkoord de volgende regering echter niet binden. Dit bedrag is wel in de begroting 2011 van het RIZIV opgenomen, zodat het wel degelijk beschikbaar zal zijn indien de regering zou beslissen om dat akkoord te bevestigen.

Het onderzoek van het KCE is een stevige wetenschappelijke evaluatie, gebaseerd op een concreet voorbeeld, namelijk het Franse systeem. Maar het spreekt vanzelf dat de evolutie van het budget van het Fonds in de eerste werkingsjaren met bijzondere aandacht zal moeten worden gevolgd. Het team dat het Fonds opstart is trouwens nieuwe budgettaire analyses aan het maken, op basis van het rapport van het KCE en de laatste inlichtingen die het van de verschillende stakeholders heeft ontvangen. Zo zal de Raad van bestuur binnen de kortste keren na zijn installatie een op concrete en bijgewerkte gegevens gebaseerde begroting kunnen goedkeuren.

Met betrekking tot de deskundigenonderzoeken herinner ik eraan dat één van de doelstellingen van de wet precies is dat het Fonds het dossier van elke slachtoffer ernstig onderzoekt, en desnoods via een deskundig onderzoek, waarvoor het Fonds de kosten voorschiet en eventueel bij de zorgverstrekker terugvordert indien die uiteindelijk aansprakelijk wordt gesteld. Ik wijs er ook op dat behalve voor ernstige schade het Fonds kan afwegen of het al of niet naar die maatregel teruggrijpt, en dus niet verplicht zal zijn om dat in elk dossier te doen.

Het personeel van het Fonds zal de dossiers behandelen, en daarbij zo nodig op de hulp van deskundigen beroep kunnen doen.

De rol van de ziekenfondsen ten aanzien van het Fonds ten slotte zal niet verschillen van de rol die ze nu al spelen in het kader van de bijstand aan hun leden in geval van gerechtelijke procedures.