Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1432

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 februari 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen

Federale overheidsdiensten (FOD's) - Programmatorische overheidsdiensten (POD's) - Beleidscellen en secretariaten - Participatie van mensen met een beperking

ministerie
werknemer met een beperking
integratie van gehandicapten
gehandicapte

Chronologie

23/2/2011Verzending vraag
19/5/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1429
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1430
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1431
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1433
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1434
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1435
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1436
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1437
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1438
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1439
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1440
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1441
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1442
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1443
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1444
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1445
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1446
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1447
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1448
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1449

Vraag nr. 5-1432 d.d. 23 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Elk beleid dat op gelijke kansen is gericht, beoogt een optimale participatie van mensen met beperkingen aan het maatschappelijke leven in het algemeen en aan de arbeidsmarkt in het bijzonder. Om die essentiële doelstelling te halen mag worden verwacht dat alle overheden een inspirerend voorbeeld geven en een voortrekkersrol spelen. Dat kan onder meer door een proactief en expliciet personeelsbeleid dat prioriteiten vastlegt en concrete instrumenten ontwikkelt.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen.

1) Hoeveel mensen met een beperking, zowel absoluut als relatief, zijn binnen hun competenties tewerkgesteld bij de beleidscellen, het ministeriële secretariaat en de administratieve eenheden? Wat is de verdeling op basis van het soort beperking (fysiek, sensorisch, mentaal, …)? In welke functies en op welke niveaus zijn die mensen tewerkgesteld? Hoe evolueerde die kwalitatieve en kwantitatieve aanwezigheid in de periode 2006 -2010? Hoe evalueert de eerste minister die ontwikkeling?

2) Heeft de eerste minister specifieke initiatieven genomen om meer mensen met beperkingen aan te werven in de beleidscel, het secretariaat en de administratieve eenheden? Zo ja, welke initiatieven en wat was het effect? Zo niet, waarom heeft hij geen initiatief genomen?

3) Plant hij nog specifieke initiatieven? Zo ja, welke, wanneer en met welke doelstellingen en verhoopte effecten?

Antwoord ontvangen op 19 mei 2011 :

1. Op de beleidscellen zijn geen personen met een beperking tewerkgesteld. Op het hoofdbestuur te Brussel bedraagt het aantal tewerkgestelde voltijdse eenheden momenteel 18,6 op 980. Dat is een percentage van 1,9 %. In 2006 bedroeg het relatieve aandeel tewerkgestelde personeelsleden met een beperking op het hoofdbestuur te Brussel ongeveer 1,7 %. Het gaat om negentien mensen waarvan drie aangeworven zijn op niveau A, een op niveau B, negen op niveau C en zes op niveau D. De beperkingen zijn zowel fysiek, auditief, visueel als mentaal van aard.

In het algemeen is er een lichte stijging merkbaar van het aantal op de Federale Overheidsdienst (FOD) tewerkgestelde mensen met een beperking.

2. De FOD heeft het Handvest van de Diversiteit volmondig onderschreven en streeft naar het bereiken van de doelstelling van 3 % tewerkgestelde personen met een beperking op het hoofdbestuur.

Er gebeuren regelmatig wervingen van personen met een beperking maar er gingen de laatste jaren een aantal personen met een beperking met pensioen, reden waarom het relatieve cijfer eerder traag groeit.

3. De FOD zal in de toekomst er alles aan doen om nog meer personen met een beperking aan te werven, dit door te putten uit de specifieke werfreserve van Selor.