Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1317

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 11 februari 2011

aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid

Koninklijke Musea in Brussel - Museum Fin de siècle - Samenwerking met de gemeenschappen

museum
cultuurbeleid
schone kunsten
federale wetenschappelijke en culturele instellingen
samenwerkingsakkoord (Belgisch institutioneel kader)
gemeenschappen van België

Chronologie

11/2/2011Verzending vraag
28/6/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1426

Vraag nr. 5-1317 d.d. 11 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Koninklijke Musea in Brussel openen in februari 2010 een museum over het Fin de siècle. Ongeacht de kunsthistorische en toeristische hoge relevantie van deze keuze, stelt zich de vraag hoe strategie van deze federale instelling zich verhoudt tot het cultuurbeleid van de gemeenschappen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Bestaat er een structureel en werkzaam samenwerkingsverband en / of overleg tussen de Koninklijke Musea in Brussel en het cultuurbeleid (museabeleid) van de Franse en Vlaamse Gemeenschappen, beide actief in Brussel? Zo ja, hoe verlopen deze samenwerking en overleg, tot welke resultaten leidden ze? Zo niet, met welke argumenten kan de ontstentenis van deze samenwerking en overleg worden verklaard?

2) Hoe beoordeelt de geachte eerste minister de vaststelling dat de federale en de gemeenschapsmusea, beide categorieën volledig betaald met belastingsgeld van dezelfde burgers, zich op een zelfde terrein, voor een vaak gemeenschappelijk doelpubliek apart ontwikkelen, zonder zich in een gemeenschappelijk beleidskader te plaatsen? Beaamt de hij dat hierdoor een ernstig deficit ontstaat, dat vele kansen worden gemist?

3) Is hij bereid om op vraag en onder regie van de gemeenschappen, de federale cultuurinstellingen in te schakelen in een gemeenschappelijk beleid? Zo ja, heeft hij dit signaal al aan de betrokken gemeenschappen overgemaakt? Zo niet, met welke argumenten onderbouwt hij deze afwijzende keuze?

Antwoord ontvangen op 28 juni 2011 :

De vraag van het geachte lid wordt toegezonden aan de minister van Wetenschapsbeleid daar ze tot haar bevoegdheden behoort.