Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1313

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 11 februari 2011

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Federale politie - Betwiste promotie van twee secretaresses - Stand van zaken

politie
statuut van de ambtenaar
bevordering in een loopbaan

Chronologie

11/2/2011Verzending vraag
21/3/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1313 d.d. 11 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Twee jaar geleden woedde er een hevige mediastorm over een betwiste promotie die het hoofd van de federale politie doorvoerde in het voordeel van zijn toenmalige secretaresses. Deze promotie bracht beide dames in een hogere loonschaal, zonder dat zij over de daarvoor noodzakelijke, verplichte diploma's beschikten. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, partijgenoot van de huidige geachte minister, startte toen een onderzoek en schorste deze beslissing van de commissaris-generaal.

Onlangs werd deze schorsing verworpen, zodat de oorspronkelijke beslissing werd hersteld. Daaropvolgend kende de commissaris-generaal een premie toe aan zijn toenmalige secretaresses, met terugwerkende kracht. Beide dames zijn nu lid van de beleidscel van de commissaris-generaal.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoe staat de geachte minister tegenover deze zaak? Deelt zij de analyse dat het bijzonder vreemd is dat een beslissing die twee jaar geleden als onwettelijk en onaanvaardbaar werd veroordeeld, recent aanleiding gaf tot een beslissing van de commissaris-generaal om de betrokken personeelsleden opslag te geven en te promoveren?

2) Stelt dit merkwaardige verhaal ons niet voor een onafwendbare conclusie dat, ofwel de toenmalige minister ofwel de huidige minister van Binnenlandse Zaken blijk gaf van een onaanvaardbaar optreden?

3) Worden de opslag en de promotie van twee jaar geleden door de minister nu wel als correct beoordeeld? Worden de opslag en promotie die vandaag werden doorgevoerd volgens de geachte minister als correct beoordeeld? Zijn er gewijzigde omstandigheden? Beschouwt zij deze onverkwikkelijke zaak als definitief gesloten of mogen we nog een vervolg verwachten?

Antwoord ontvangen op 21 maart 2011 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

  1. De voorstelling van de feiten door de geachte heer senator is niet correct. De stopzettingsakten van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken werden aangevochten voor de Raad van State bij hoogdringendheid. Die procedure won de minister. De betrokken personeelsleden hebben de procedure vervolgens niet voortgezet voor de Raad van State, zij hebben met andere woorden geen vernietigingsprocedure gevoerd zodat de beslissingen van de toenmalige minister nog altijd tot de rechtsorde behoren.

  2. Wat vervolgens de vragen van de heer senator betreffen mag ik verwijzen naar mijn verklaringen in de Kamercommissie van Binnenlandse Zaken, Algemene Zaken en Openbaar Ambt van 23 februari laatstleden. Het komt me dus voor dat de toenmalige minister accuraat heeft beslist en dat de respectieve akten niet zomaar vergelijkbaar zijn.