Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1302

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 10 februari 2011

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid

Koninklijke Musea voor kunst en geschiedenis (KMKG) - Inventaris - Verdwenen stukken - Verantwoordelijkheid

museum
zaakregister
archeologie
kunstvoorwerp
diefstal

Chronologie

10/2/2011Verzending vraag
24/3/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1302 d.d. 10 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 21 december 2010 stelde ik in de commissie voor de Sociale Zaken van de Senaat een vraag om uitleg nr. 5-237 over de gebrekkige werking van de Koninklijke Musea voor kunst en geschiedenis (KMKG). Door tijdsgebrek adviseerde de geachte minister mij om verdere vraagstelling langs schriftelijke weg te organiseren.

Eén van de onbeantwoorde vragen betrof het verdwijnen van stukken uit de archieven. Het Rekenhof constateerde immers bij een inventarisverificatie de spoorloosheid van vele stukken. Van de dertien inventarisverificaties, uitgevoerd bij wijze van steekproef, bleken er twee correct te zijn. Bij vier ervan konden de stukken zelf niet worden gevonden. Deze onvolledigheid uitte zich het meest extreem in de zilvercollectie, wat doet vermoeden dat deze kostbare kleinoden werden ontvreemd.

Ik heb daarbij de volgende vragen:

1) Beschikt het KMKG ondertussen over een volledig en actueel overzicht van alle stukken in de eigen collecties?

2) Kan de geachte minister mij informeren over de verdwenen stukken?

a) Zo ja, via een lijst die vermeldt welke aantal, van welke aard en met welke geschatte waarde? Kan zij mij tevens informeren over het tijdstip van de verdwijningen?

b) Zo nee, hoe motiveert ze de ontstentenis van zulke lijst (geheel of gedeeltelijk) en heeft ze al stappen ondernomen om hiervoor een verklaring te vinden?

3) Plant zij een onderzoek naar de verdwenen stukken? Werden deze verdwijningen aangegeven bij de politie? Zijn er hieromtrent al strafklachten of enige andere sancties uit voortgekomen? Werden er beschuldigingen geuit? Lopen er momenteel nog strafzaken?

4) Leidde dit wanbeheer tot een herziening van de procedures voor het opstellen en bijhouden van de inventaris? Wat wordt er daarnaast gedaan om een herhaling van zulke " verdwijningen " van Staatseigendom en erfgoed te voorkomen?

5) Zijn de verantwoordelijken voor deze collecties geëvalueerd en desgevallend gestraft? Zo ja, met welke gevolgen? Zo neen, hoe verklaart zij dat zulk wanbeheer kan ontwikkelen zonder dat er ambtelijke en / of politieke verantwoordelijken worden aangeduid en desgevallend gestraft?

Antwoord ontvangen op 24 maart 2011 :

1 en 2. Staat van de collecties van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG)

Departement Oudheid

Collectie Egypte: de volledige inventaris omvat 9 672 inventarisnummers die met 12 350 voorwerpen overeenstemmen. Die inventaris is beschikbaar op papier en in elektronische versie via Carmentis, de online-catalogus van de KMKG, op htpp://carmentis.kmkg-mrah.be/eMuseumPlus. Op dit ogenblik is een nieuwe controle aan de gang (de laatste dateert van 1996), met digitale foto's van de voorwerpen.

Collecties Etrurië en Rome: volgens de verrichte audit, met steekproeven in de inventaris (in beide richtingen: uitgaan van een fiche en het voorwerp vinden en omgekeerd, uitgaan van een voorwerp en een fiche vinden), zijn beide collecties volledig en stemmen zij met de inventaris overeen. Er is dus geen enkel stuk verdwenen. Op dit ogenblik vindt een nieuwe controle plaats (de laatste dateert van 1972/1973).

Departement Nationale Archeologie

Collectie Prehistorie: nooit werd een volledige inventaris opgemaakt; in de huidige budgetaire context zijn de personele middelen daartoe niet voorhanden (verscheidene tienduizenden, ja zelfs miljoenen voorwerpen). Dit moet een aandachtspunt blijven voor de toekomst.

Collectie “Siret”, genoemd naar twee Belgische ingenieurs die tussen 1880 en 1887 heel wat opgravingen hebben verricht in Zuidoost- Spanje en de eerste West-Europese metaal verwerkende industrie in het licht hebben gesteld (4e millennium vóór onze tijdrekening): op dit ogenblik wordt die collectie gedigitaliseerd en gecontroleerd, wat tegen eind 2011 gedaan zou moeten zijn.

Gallo-Romeinse collectie: in 2002 werd gestart met de herziening van de staat van de collectie (inventarisering van meerdere duizenden voorwerpen in de reserves en in de uitstalkasten). Alle belangrijke collectiestukken hebben hun identificatie behouden of worden, bij gebrek eraan, aan de hand van publicaties gedocumenteerd. Bij de controle van de inventarissen rijzen daarentegen ernstige problemen om stukken te identificeren die behoren tot bij particulieren aangekochte oude vondsten. Hetzelfde geldt voor oude opgravingen waarvan de dossiers niet teruggevonden worden, gelet op de regionalisering van de Nationale Dienst voor Opgravingen. Om die reden wordt in de inventaris van een afdeling vaak gewag gemaakt van partijen van niet beschreven, ja zelfs niet vermelde voorwerpen (met daarbovenop nog het ontbreken van informatie over de voorwerpen zelf). Binnenkort wordt een overeenkomst gesloten met het Waals Gewest voor een volledige scanning van de archiefstukken.

De verdwijning van voorwerpen wordt in twee gevallen in de inventaris bevestigd. Het gaat enerzijds om twee omstreeks 1892-1993 gestolen gouden muntstukken en een in 1997 verdwenen bronzen kroonluchter. Sinds 2002 werd geen enkele diefstal of verdwijning meer vastgesteld in de Gallo-Romeinse collectie.

Merovingische en middeleeuwse archeologische collecties: het wetenschappelijk personeel is op dit ogenblik bezig de inventarissen te controleren en aan te vullen. Tijdens de controle rijzen in vele gevallen ernstige problemen om partijen voorwerpen te identificeren die in de inventaris zijn opgenomen met enkel een vage vermelding, bijvoorbeeld "aankoop van een groot aantal wapens". Dat is het gevolg van het disfunctioneren van het beheer dat meer dan een halve eeuw heeft geduurd.

Departement Niet-Europese beschavingen

Collectie Oceanië: de inventaris is nu volledig en er werd een controle verricht. In totaal ontbreken er drieëntwintig voorwerpen (2,70 %) in een collectie met 853 inventarisnummers. Te noteren valt dat de ontbrekende stukken totaal geen commerciële waarde hebben (in hoofdzaak in 1935 van op het Paaseiland meegebrachte beeldhouwwerken) en van weinig wetenschappelijk belang zijn. Het is dus uitgesloten hier te spreken van diefstal: die stukken zijn verloren gegaan of werden beschadigd, zoals dat toen werd gemeld. Ook is er nog het probleem van de overdracht van een reeks voorwerpen uit de collectie Oceanië naar het Museum voor Midden-Afrika en nadien hun terugkeer naar de KMKG. Daar er toen klaarblijkelijk geen enkele inventaris werd opgemaakt of een controle werd verricht, kunnen verscheidene zogenaamde verdwijningen in feite enkel leemtes zijn in de actualisering van de inventarissen.

Collecties India en Zuidoost-Azië: alle voorwerpen (min of meer 10 000 stukken) hebben een fiche met een inventarisnummer. De thans lopende controles moeten in de loop van 2011 afgehandeld zijn en de collecties moeten dan zijn gedigitaliseerd. Een lijst met in het verleden verdwenen voorwerpen werd in 1989 opgemaakt en aan Interpol Brussel bezorgd.

Musea van het Verre Oosten (Japanse Toren, Chinees Paviljoen en Museum van Japanse Kunst): bij de opmaak van de digitale inventarislijsten de laatste jaren werd er systematisch gecontroleerd. De vroegere lijsten werden gebruikt om te bepalen of de 2 473 voorwerpen van de collecties (China-Korea-Japan) aanwezig waren tijdens de vorige controles en op welke plaatsen zij zich bevonden. Die per collectie en per nummer gegroepeerde voorwerpen hebben voortaan een code waarmee ze gelokaliseerd kunnen worden. Sommige van die voorwerpen zijn tijdens vroegere tentoonstellingen verdwenen en worden als zodanig vermeld.

Lange tijd heerste er opperste verwarring over de bewaargevingen van voorwerpen (in hoofdzaak van stukken afkomstig van het Chinees Paviljoen), voornamelijk in de jaren vijftig in overheidsgebouwen (Kamer van volksvertegenwoordigers, kabinet van de Eerste Minister, Ministerie van Buitenlandse Zaken, het "Palais du Gouvernement provincial" in Luik, het "Palais du Gouvernement provincial "in Luxemburg). Sinds 2009 hebben de KMKG al die bewaargevingen kunnen situeren. Elk teruggevonden voorwerp werd herschat. Bewaargevingen werden verlengd als de tentoonstellingsomstandigheden aangepast waren aan de aard van het voorwerp. In die gevallen werden dan nieuwe jaarlijks vernieuwbare overeenkomsten opgemaakt.

In 1910, in de periode van de Permanente Belgisch-Japanse Tentoonstelling, ressorteerden de gebouwen, de collecties en de tentoonstelling onder het ministerie van Buitenlandse Handel. In 1921 werden de voorwerpen die deel hadden uitgemaakt van die tentoonstelling overgedragen aan de KMKG die ze, gelet op hun zuiver documentaire waarde, waarschijnlijk niet bij voorrang bestudeerd en nog minder tentoongesteld hebben. De KMKG zijn bezig de leemtes op te vullen waarop het Rekenhof hen terecht heeft gewezen wat die voorwerpen betreft.

Collectie Christelijke kunst van het Oosten: op dit ogenblik worden de fiches geverifieerd. Met de regelmatig gecontroleerde topografische lijst kunnen de voorwerpen vlot worden gelokaliseerd. Sinds de verdwijning in 1198 van een textielfragment IS. Tx.59 ter waarde van zowat 200 euro, wordt de inventaris op geregelde tijdstippen geverifieerd. De toenmalige technisch verantwoordelijke werd uit zijn functie ontheven en vervangen. De digitalisering van de volledige inventaris kan in oktober van dit jaar van start gaan en zou tegen eind 2012 af zijn.

Collectie Islam: de digitalisering van de gehele collectie zou in oktober 2011 van start moeten gaan en aflopen eind volgend jaar. Op dit ogenblik zijn twee delen van de collectie in studie : een daarvan betreft ongeveer

2 000 potscherven afkomstig van Fustat (de vroegere naam van Caïro), die op het punt staan geïnventariseerd te worden. Het andere deel heeft betrekking op de wapencollectie van de Hallepoort, waarvan stukken als “Islamkunst” werden geïdentificeerd met de medewerking van het Legermuseum, waar die wapens zich tijdelijk bevinden.

Departement Europese sierkunsten

Collecties “Meubels”, “Beeldhouwwerk” en “Interieurreconstructies”: er is een inventaris beschikbaar van alle inventarisfiches dankzij MuseumPlus, het collectiemanagementsysteem waarmee volledige collectiereserves volgens wetenschappelijke criteria integraal kunnen worden gedocumenteerd. Zo konden 60 fiches worden teruggevonden. Bij de op dit ogenblik aan de gang zijnde controle zijn er nog geen onregelmatigheden vastgesteld. Verleden jaar werd een lijst van oude bewaargevingen opgemaakt waarbij enorme problemen zijn gerezen inzake follow-up en lokalisatie, daar in het verleden te vaak bewaargevingen werden gedaan zonder enige schriftelijke verklaring. Zo is een stuk dat eind jaren zestig op een illegale manier was verdwenen uit het Ministerie van Buitenlandse Zaken, waar het in bewaring was gegeven, op een markt in Duitsland teruggevonden. Andere stukken werden in de jaren zeventig en begin jaren tachtig ontvreemd. Op dit ogenblik vindt er een zo compleet mogelijke controle plaats bij de KMKG en in de depots. De inventarisfiches digitaliseren is van het grootste belang.

Collecties “Glaskunst”, “Precisie-instrumenten”: de bewaring van de collecties in slechte omstandigheden is met name het gevolg van het feit dat de KMKG in de periode 1980-1990 een gedeelte van hun lokalen voor hun reserves hebben moeten afstaan aan Autoworld, zodat de voorwerpen werden opgestapeld in te kleine en ongezonde ruimtes. Tijdens de werken in het kader van Autoworld, zijn bepaalde ingangen dag en nacht onbewaakt gebleven om de bouwbedrijven vrij te kunnen laten rondlopen. Er werden nachtelijke inbraken vastgesteld in de lokalen van de KMKG, van waaruit heel wat voorwerpen zijn verdwenen.

Collecties "Wandtapijten en Textiel": tijdens de controle in 2000 is de verdwijning van twee wandtapijten vastgesteld met als titel "Landschap met fazanten", geweven in Oudenaarde rond 1700. Een van die wandtapijten, waarvan de waarde op 10 00 euro wordt geschat, was in 1978 in bewaring gegeven in het kantoor van de directeur-generaal van Openbare Werken en het andere, met een geschatte waarde van 7 000 euro, in het kantoor van de Vlaamse Raad in het Paleis der Natie in 1975. Het verlies ervan is des te erger daar zij deel uitmaken van een reeks van zes wandtapijten.

Collecties “Zilverwerk”, “Preciosa” en “Metaalkunst”: de digitalisering van de inventarissen en de op dit ogenblik lopende controles hebben de aandacht gevestigd op enkele "onvindbare" stukken. Die verdwijningen dateren al van lang geleden (jaren zestig, zeventig en tachtig), op sommige diefstallen kan een datum worden geplakt, op andere niet, die gedurende lange tijd onopgemerkt zijn gebleven. Het vroegere riskante beheer (geen verklaring op papier bij uitleningen en bewaargevingen, overleden conservators op het ogenblik van de feiten, geen foto's van de gestolen voorwerpen, verkeerde inventarisnummers,...) maken het politieonderzoek erg moeilijk, ja haast onmogelijk. Nochtans werd eind 1990 gestolen zilverwerk teruggevonden en de dief aangehouden.

Collectie Volkskunst: de collectie bevat zowat 45 000 voorwerpen. Die schatting is gebaseerd op het aantal op de fiches vermelde inventarisnummers en het geschatte aantal voorwerpen zonder inventarisnummer. Na de recente controle zijn 667 nummers nog niet teruggevonden, wat niet wilt zeggen dat die voorwerpen gestolen werden. Zij kunnen door onachtzaamheid zijn verdwenen. In het Hartenmuseum zijn er wel twee gevallen van diefstal geweest. Bij de eerste diefstal werden er edelstenen gestolen tijdens de tentoonstelling in het Bellevuemuseum (tussen 1990-1996), bij de tweede werden 3 zilveren koffertjes ontvreemd in het Jubelparkmuseum in januari 2010. De zaak is op dit ogenblik in behandeling. In november 2008 werd ook de diefstal aangegeven van zeven voorwerpen uit de collectie “Verenigingsleven”, met foto's als bewijsmateriaal.

Muziekinstrumentenmuseum (MIM): Sinds 2000, het jaar van de verhuizing van het MIM, werden 9 218 instrumenten gecodeerd overeenkomstig alle gebruikelijke verplichtingen. Naast elk verdwenen stuk staat er "niet gelokaliseerd" in de gedigitaliseerde inventaris. Op de website van het MIM staat een rubriek "verdwenen voorwerpen", met een foto en een gedetailleerde beschrijving ervan. De aard en het aantal ervan is gekend, alsook hun koopwaarde. De meeste stukken zijn verdwenen tussen 1969 en 1989, toen de collecties van het MIM in Brussel over veertien verschillende plaatsen waren verspreid, bij ontstentenis van toereikende veiligheids-voorschriften (vernielde instrumenten of aangevreten door insecten bijvoorbeeld). Andere instrumenten hebben geen nummer gekregen bij hun aankomst in het MIM, daar hun etiket van oorsprong verloren is gegaan of hun inventarisnummer uitgewist is. Om dat te verhelpen hebben vorige conservators vaak voorlopige en in vele gevallen onconventionele inventarisnummers toegekend (bijvoorbeeld een nummer beginnend met hun eigen initialen). Het onderzoek dienaangaande is nog niet ten einde en heeft betrekking op maximum 200 instrumenten. Sinds 2000 worden de nieuwe bewaargevingen aandachtig gevolgd. Sinds 2004 wordt een inventaris bijgehouden van alle stukken met een plaatsnummer. Iedere conservator is verantwoordelijk voor de jaarlijkse controle van zijn collecties.

Een diefstal wordt altijd aangegeven bij de politie. Dankzij het optreden van Interpol zijn twee gestolen voorwerpen terugbezorgd aan het MIM in 2008 en 2009. Op dit ogenblik loopt een zaak met betrekking tot een oorspronkelijke opname, waarvan melding werd gemaakt in het kader van een openbare verkoop bij Sotheby's in London. Het MIM heeft hier gekozen voor een minnelijke schikking op aanraden van de politie, gelet op de verschillen in de Britse en Belgische wetgeving.

3. Alle verdwenen voorwerpen zijn dus niet noodzakelijkerwijs gestolen. Zoals hiervoor gezegd, zijn verdwijningen dikwijls het gevolg van "verplichte" vroegere ongecontroleerde bewaargevingen in ministeriële kabinetten, parlementen, justitiepaleizen, ambassades en de Regie der Gebouwen.

In de periode 2000-2002 hebben de eerste algemene en systematische controles van de externe bewaargevingen (zowat honderd in totaal) plaatsgevonden. Alle bekende dossiers werden onderzocht. Alle bewaarnemers werden schriftelijk gecontacteerd. Er werden bezoeken ter plaatse afgelegd. De voorwerpen werden gefotografeerd en, in voorkomend geval, voorzien van een inventarisnummer. De lijst met de ontbrekende stukken werd aan de betrokken conservators bezorgd. Bij gebrek aan personeel werden pas in 2009 opnieuw controles verricht en werden nieuwe dossiers over bewaargevingen ontdekt.

Daar mogelijke links tussen verdwenen voorwerpen en een soms chaotisch beheer van de collecties (slecht gelokaliseerde voorwerpen bijvoorbeeld) niet uit te sluiten zijn, worden diefstallen niet altijd aangegeven bij de politie. Er moet eerder nadruk worden gelegd op de nodige structurele ingrepen in de KMKG zelf, te weten het op orde zetten van collecties en reserves, controle en actualisering van de inventarissen, digitalisering van de collecties en toezicht op uitleningen en bewaargevingen.

4. Een aan kwaliteitsnormen beantwoordende inventaris garandeert op zichzelf niet de integriteit van de collecties. De in de inventaris opgenomen voorwerpen moeten ook nog periodiek worden getoetst aan de echt in de zalen en de reserves aanwezige goederen.

Daartoe zijn de conservators voortaan verplicht op geregelde tijdstippen ter plaatse controles te verrichten van elk voorwerp op basis van het inventarisnummer, de aanwezigheid in de collecties, de lokalisatie, de staat en de merking ervan. Hierdoor wordt ook gecheckt of het in de inventaris ingeschreven voorwerp overeenstemt met de beschrijving die ervan wordt gegeven. De controle maakt het ook mogelijk te bepalen of voorwerpen verdwenen zijn en, in dat geval, te zoeken naar de oorzaak ervan (diefstal, vernietiging, niet gevolgde verplaatsing van het voorwerp, ...).

Dat werk, dat soms heel wat tijd in beslag neemt, verduidelijkt heel wat situaties, op voorwaarde dat er gekwalificeerd personeel voorhanden is. Een hele personeelsgeneratie staat immers op het punt met pensioen te gaan (elf conservators in vijf jaar). Die posten moeten dienovereenkomstig snel worden ingevuld en om de conservators bij te staan die met andere management- en valorisatietaken bezig zijn, moet speciaal voor controleopdrachten opgeleid personeel in dienst worden genomen. Dit moet een aandachtspunt worden in het personeelsbeleid voor de komende jaren.

Wat de toegang tot de reserves betreft worden op dit ogenblik maatregelen genomen voor meer veiligheid, door de meest kostbare stukken op te slaan in ruimtes waar enkel de verantwoordelijken toegang tot hebben.

Naast het gebrek aan plaats hebben de conservators regelmatig gewezen op het gevaar van verouderde lokalen waar collecties worden bewaard. Beschadigingen aan het patrimonium zijn immers te wijten aan slechte bewaaromstandigheden (ongezonde reserves, te veel vocht in de reserves en de zalen,...). Die situatie blijft actueel. Verschillende aangepaste bewaarplaatsen werden reeds ingericht. Sinds 2010 wordt er gewerkt in systematisch overleg met de Regie der Gebouwen.

De KMKG maken nu werk van een betere bewaking van de voor het publiek open ruimten door zowel te investeren in telebewakingssystemen als de procedures voor de suppoosten van het patrimonium te reorganiseren.

5. Het wetenschappelijk personeel van de KMKG wordt voortaan geëvalueerd op een reeks van in het kader van het document “Rechten en plichten van de conservators” ontwikkelde punten, die zowel betrekking hebben op de middelen om de fysieke en morele integriteit van de collecties te waarborgen als op de manier om de uitleningen en bewaargevingen of de deontologie van de aankopen te beheren.