Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1297

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 10 februari 2011

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen

Internet - IP-adressen - Dreigend tekort - Mogelijke oplossingen - Internationaal overleg

internet
internetadres

Chronologie

10/2/2011Verzending vraag
10/5/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1296

Vraag nr. 5-1297 d.d. 10 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat wordt toegekend aan computers en andere toestellen die verbonden zijn met het internet, waarmee ze via een soort standaardtaal onderling kunnen communiceren. Reeds enige tijd voorspellen uiteenlopende betrokkenen de uitputting van het aantal internetadressen. De internetorganisatie Internet Assigned Numbers Authority (IANA), verantwoordelijk voor de distributie van de IP-adressen, zou de laatste 4,3 miljard IP-adressen hebben uitgedeeld.

Deze laatste adressen zijn nu verdeeld onder allerlei organisaties, die deze op hun beurt distribueren. Zo ontving de Europese verdeler Réseaux IP Européens (RIPE) haar deel van deze adressen en bracht ze op de markt. Tegen juni 2011 zouden ze echt allemaal verkocht zijn. Er wordt ondertussen wel al gewerkt aan een nieuwe IPv6-standaard. Een wereld(test)dag staat gepland. Daardoor zou er een quasi oneindig aantal adressen kunnen worden aangemaakt.

Hierover de volgende vragen:

1) Bent u op de hoogte van deze problematiek en de recente ontwikkelingen?

2) Wat onderneemt u om een dreigend tekort aan IP-adressen op te vangen? Zal de consument nadeel ondervinden?

3) Kan u waarborgen dat het voorspelde tekort geen nadeel zal betekenen voor de Belgische internetgebruikers?

4) Vormde dit vraagstuk een item tijdens het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie (EU)? Zo ja, tot welke beslissingen en plannen leidde deze aanpak? Zo niet, hoe verklaart u dit belangrijke manco?

5) Pleegde of plant u hierover meer recent overleg met andere landen van de EU en de sector?

Antwoord ontvangen op 10 mei 2011 :

  1. De vraag over de overgang naar IPv6 en de uitwerking ervan voor de groei van internet in België heeft mijn volledige aandacht getrokken. Op 3 februari 2011 heeft de Internet Assigned Number Authority (IANA) de laatste vijf IPv4-blocks over de vijf Regional Internet Registries verdeeld waaronder RIPE (Europese IP-Netwerken), gevestigd in Amsterdam, die de IP-adressen voor Europa, Rusland en het Midden-Oosten beheert. De beschikbare IPv4-blocks zijn nu in handen van RIPE, van de Internet Service Providers (ISP) en de instellingen die al IPv4-blocks hebben.. De voorraad IPv4-adressen van RIPE zou begin 2012 uitgeput moeten zijn, de grote ISP's hebben dan nog een zekere reserve. Vanaf dan zullen er bedrijven, organisaties, particulieren zijn die enkel een IPv6-aanwezigheid op internet hebben. Aangezien de twee versies niet compatibel zijn, bestaat het risico dat delen van het internet niet (of niet meer) bereikbaar zijn. Dat zou onder meer het geval zijn voor de ondernemingen die er niet over gewaakt hebben naar IPv6 over te stappen en die niet meer in staat zullen zijn optimaal te communiceren met organisaties d enkel met IPv6 werken. Voorlopig is slechts 0,2 % van het internetverkeer in IPv6 maar dit getal zal naar verwachting groeien in de komende jaren. De complete overgang naar IPv6 zou tien jaar duren.

  2. Deze problematiek wordt van dichtbij gevolgd door alle private en overheidsactoren van ICT in België: De algemene directie Telecommunicatie en Informatiemaatschappij van de Federale Overheidsdienst (FOD)² Economie, Belnet, DNS en BIPT, evenals de leveranciers van IPv6-technologie en de operatoren. Bovendien werd er een onafhankelijke Taskforce IPv6 Council Belgium ter sensibilisatie opgericht, waartoe figuren uit de academische wereld en het bedrijfsleven behoren. De overgang naar IPv6 zou in eerste instantie verwezenlijkt worden door het potentieel van IPv4 te combineren met het gebruik van IPv6.

    Met het oog op de overgang naar IPv6 zullen er verschillende begeleidingsmaatregelen uitgewerkt moeten worden. Eerst en vooral moeten de overheidsdiensten het goede voorbeeld tonen. Zo moet de Fedeale Overheidsdienst Informatie- en Communicatie technologie (Fedict) erop toezien dat alle administraties de nieuwe norm IPv6 invoeren. Er zal veel energie gestoken worden in het sensibiliseren van ondernemingen, in eerste instantie de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s). De FOD Economie zal tijdens de week van 8 juni 2011 onder andere een informatiedag organiseren in het kader van “IPv6-Werelddag”.

  3. Het tekort aan IPv4-adressen heeft een rechtstreekse impact op de ISP’s, vooral op de nieuwkomers, maar ook op de talrijke internetprotagonisten, met name de ondernemingen die internet als communicatiemiddel gebruiken met hun klanten, partners en werknemers. De ISP’s beschikken over twee technieken om het gebrek aan IPv4-adressen te overbruggen: of ze verdelen een algemeen IPv4-adres onder enkele duizenden klanten Carrier-Grade NAT, of ze gebruiken de IPv6-adressen. De verdeling van een IPv4-adres is eenvoudiger maar zou voor problemen kunnen zorgen, bijvoorbeeld op het vlak van veiligheid of voor sommige toepassingen die enkel nog maar in gedegradeerde mode zullen werken. De ISP’s beschikken over het algemeen al over plannen voor de ontplooiing van IPv6, hoewel de Belgische residentiële ISP’s nog geen IPv6 aanbieden. Wat de publieke sector betreft, bezit BELNET al jaren een IPv6-aanbod.

    De trage uitrol van IPv6 in de residentiële markt werkt echter demotiverend voor bedrijven/overheden die wensen een voortrekkersrol te spelen, ze hebben nauwelijks een testpubliek voor hun IPv6 platform/toepassingen. De nood aan IPv6 situeert zich vooral bij innovatieve toepassingen in de consumer sector. Onze ICT bedrijven kunnen door gebrek aan lokale testmarkt voeling met de snelle evolutie in Azië verliezen.

    Voor de andere ondernemingen is de overgang naar IPv6 echter van groot belang voor de communicatie met hun partners en klanten. De aanwezigheidspunten op het internet van deze ondernemingen zullen zowel via IPv4 (gedeelde en niet-gedeelde) als via IPv6 toegankelijk moeten zijn, anders kunnen ze hun klanten, partners en werknemers geen optimale dienst meer bieden. De ondernemingen die hun aanwezigheid op internet hebben uitbesteed, kunnen de overgang naar IPv6 bij hun beheerder aanvragen. In het andere geval moet men via de ISP een IPv§ verbinding bekomen, en de nodige IPv6-compatibele apparatuur (router, firewall…) en server software bezitten om de overgang te kunnen maken, wat een eventuele upgrade inhoudt, maar zonder al te hoge kosten. Het gaat dus vooral om ondernemingen bewust te maken van de noodzaak om IPv6 aan hun internetaanwezigheid toe te voegen. De cohabitatie van IPv4 en IPv6 in ondernemingen zou enkele jaren moeten duren, waarschijnlijk tot in 2020-2025.

  4. IPv6 werd inderdaad aangekaart tijdens het Belgisch Voorzitterschap, er wordt echter verwezen naar deze thematiek in de Digitale Agenda die in mei 2010 werd goedgekeurd. In het zevende deel van dit document, “ICT als facilitator van maatschappelijke baten in de EU”, worden de lidstaten aangeraden “e- overheidsdiensten volledig interoperabel te maken en daartoe de betrokken organisatorische, technische of semantische belemmeringen op te heffen en IPv6 te steunen”. Tijdens de conclusies van de Raad over de Digitale Agenda werd er verder op aangedrongen om de inspanningen in het kader van “het internet van de toekomst” kracht bij te zetten als stimulans voor innovatie en concurrentievermogen door het belang van de overgang naar IPv6 te benadrukken. Tijdens de door het Interdisciplinair Instituut voor Breedband Technologie (IBBT) georganiseerde Conferentie over de toekomst van internet in het kader van het Belgisch Voorzitterschap heeft de Europese Commissie ten slotte op 14 december 2010 in Gent een conferentie over de ontplooiing van IPv6 in Europa georganiseerd met als doel de evaluatie van de IPv6-implementatie in Europa en de rest van de wereld evenals het vinden van nieuwe acties om het IPv6-proces te versnellen, met name voor de administratie, de gebruikers en de ondernemingen.

  5. Er zal overleg worden gepleegd met de sector in het kader van sensibiliseringsmaatregelen zoals de bovengenoemde « IPv6-werelddag » van 8 juni 2011. Wat de samenwerking met de andere EU-lidstaten betreft, worden de werkzaamheden onder meer door de werkgroep die belast is met de opvolging van de Digitale Agenda uitgevoerd, waarin een vertegenwoordiger van de administratie zetelt.