Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1270

van Inge Faes (N-VA) d.d. 9 februari 2011

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Voetbal - Hooliganisme - Inzet van de politie - Evolutie en kosten

sportmanifestatie
voetbalvandalisme
openbare veiligheid
politie

Chronologie

9/2/2011Verzending vraag
12/7/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1270 d.d. 9 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Voetbal is in dit land een van de meest populaire sporten. Elk weekend zakken dan ook veel mensen af naar de voetbalstadia om hun favoriete ploeg naar de overwinnen te stuwen. Veelal gebeurt dit zonder noemenswaardige incidenten, toch is er steeds een harde kern van agressieve supporters die de sfeer voor de andere supporters verzieken. Om deze hooligans te controleren is de inzet van de politie nodig. Toch is de prijs van de inzet van politieagenten niet gering, door de hoge personeelkost van de vele ingezette politieagenten die recht hebben op een weekendverloning.

Toch is er goed nieuws. In 2003 werd de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden uitgebreid, waardoor de politiediensten krachtdadiger kunnen optreden. Het strenge verbalisering- en sanctioneringbeleid van de voorbije jaren heeft het comfort van de goedmenende supporters een stuk verhoogd. Hoewel de maatschappelijke lasten inzake voetbalveiligheid elk seizoen naar beneden gaan, kosten malafide supporters de clubs en de overheid nog steeds veel geld. Geld dat beter kan gebruikt worden!

Om deze problematiek beter te kunnen kaderen, had ik graag volgende cijfers gekregen:

1) Graag kreeg ik een overzicht van de politiekosten, per seizoen en sinds 2005; dit zowel voor tweede als eerste klasse? Kan de geachte minister deze evolutie nader toelichten?

2) Graag kreeg ik een overzicht van het aantal ingezette agenten per seizoen sinds 2005, zowel voor tweede als eerste klasse? Kan ze deze evolutie nader toelichten?

3) Hoe worden risicowedstrijden gedefinieerd, welke criteria worden gebruikt? Wat is de specifieke kostprijs en het aantal agenten voor de zogenaamde risicowedstrijden per seizoen sinds 2005?

4) Hoeveel stadionverboden worden er per jaar uitgesproken, voor de (toenmalige) eerste klasse clubs voor de seizoenen sinds 2005? Wat waren de meest voorkomende redenen hiervoor?

5) Welke club had in de seizoenen sinds 2005 tot heden het meest politieagenten nodig? Hoe komt dit?

6) Is er een zekere gelijkheid van aanpak bij inzet van politieagenten bij de verschillende steden en gemeentes? Zo nee, waarom niet?

7) Is er effectief een dalende trend van voetbalgerelateerde incidenten? Kan ze dit aantonen?

8) Welke maatregelen wil zij nog nemen het hooliganisme en de maatschappelijke kost ervan nog verder terug te dringen?

9) Zijn er plannen om de voetbalclubs mee te laten delen in kosten die de veiligheid van voetbalmatchen met zich meebrengen?

Antwoord ontvangen op 12 juli 2011 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vraag.

1.-2. Sedert het begin van het verzamelen van de voetbalstatistieken (voetbalseizoen 1991 – 1992) zoals gedefinieerd in de omzendbrief betreffende het verzamelen van statistische gegevens in het kader van de registratie van de evenementen van bestuurlijke politie van 29 maart 1995, werd geen enkele keer op een gestandaardiseerde en volledige wijze kosten berekend.

De gecentraliseerde gegevens betreffende de gebruikte middelen en materiaal zijn niet nauwkeurig genoeg om te kunnen dienen als basis van een nauwkeurige kostenraming. Desalniettemin, van de aangeleverde kosten door de ordediensten, maken de ingezette manschappen het grootste deel uit van de kosten. De kostenraming is gebaseerd op het aantal gepresteerde uren en de kosten per uur (exclusief uitkeringen omwille van bijvoorbeeld weekend- of nachtprestaties). Om de juiste kostprijs te kunnen berekenen dient men zich te baseren op de samenstelling van de verschillende operationele kaders. De statistische registratie ontbreekt aan nauwkeurigheid in dit opzicht aangezien hierin geen onderscheid gemaakt wordt.

Op basis van de samenstelling van een peloton kunnen we aannemen dat de gemiddelde samenstelling van een ordedienst bestaat uit:

3 % officieren

13 % middenkader

84 % basiskader en hulpagenten.

Men kan aannemen dat een dergelijke voorgestelde analyse voldoende precies is om een juiste vergelijking mogelijk te maken.

Hieronder de gemiddelde normen personeelkosten voor de Federale Politie - Jaar 2009 (Bron : Federale Politie - Algemene Directie van de Ondersteuning en het Beheer) die als basis dienen voor de berekeningen van seizoen 2009-2010:

Voor wat betreft eerste klasse kunnen volgende cijfers meegedeeld worden:

Voor alle seizoen werden de gegevens geregistreerd van alle wedstrijden.

Voor wat betreft tweede klasse kunnen volgende cijfers meegedeeld worden:

De inzet van de politie heeft enerzijds een directe link met welke ploegen er in eerste of tweede klasse spelen. Een club met een grote risico-aanhang die stijgt of daalt in/uit eerste of tweede klasse, heeft een directe impact op de totale politie-inzet. Anderzijds is ook het competitieformat van belang. Vanaf het seizoen 2009-2010 wordt in eerste klasse gespeeld met 16 clubs in plaats van 18, en met play-offs. In tweede klasse werd gedurende verschillende seizoenen gespeeld met 19 clubs in plaats van 18 clubs.

De totale evolutie toont een verminderde politie-inzet over de seizoenen heen, hetgeen voornamelijk te maken heeft met het gevoerde totaalbeleid: steeds grotere uniformisering in het verbaliseringsbeleid, snelle en strenge sancties, professionalisering van de politionele aanpak, overschakeling van een concept van ostentatief machtsvertoon naar een concept gebaseerd op gastheerschap en dynamische risico-analyse, etc. Het feit dat de leden van de risicogroeperingen steeds ouder worden en bij sanctionering meer dan vroeger iets te verliezen hebben (werk, gezin, huis, enz.) zorgt er mee voor dat de mobilisatiecapaciteit van sommige harde kernen sterk is afgenomen. Daarnaast sluiten verschillende jongeren zich vandaag eerder aan bij de sfeergroeperingen dan bij de harde kern. De positieve sfeer in het stadion zorgt er op zich dan weer voor dat steeds meer vrouwen en kinderen wedstrijden bijwonen, hetgeen opnieuw een positieve invloed heeft op de risico-analyse en de politie-inzet.

3. Net zoals in de andere Europese landen bestaat er geen algemeen geldende definitie van risicowedstrijden. Het is aan de lokale autoriteiten, bevoegd inzake de openbare ordehandhaving op hun grondgebied, om te beslissen of een wedstrijd al dan niet gecatalogeerd wordt als een risicowedstrijd. Sommigen spreken trouwens van wedstrijden van categorie A (laag risico), B (midden risico) en C (hoog risico). Wat als een risicowedstrijd op lokaal vlak wordt aangestipt, is dit trouwens niet noodzakelijk op nationaal vlak.

Het risico van een wedstrijd moet worden bepaald op basis van een dynamische risico-analyse, gebruik makend van de criteria zoals vermeld in de ministeriële omzendbrief van 24 oktober 2002 betreffende de efficiënte inzet van de ordediensten naar aanleiding van voetbalwedstrijden en betreffende de informatiehuishouding en de taken van de spotters (Belgisch Staatsblad, 13 november 2002).

Gelet op bovenstaande bemerkingen en het ontbreken van een algemeen geldende definitie van risicowedstrijden (en bijgevolg van een hieraan gelinkte registratie van gegevens), zijn hieromtrent geen aparte cijfers beschikbaar.

4. Ik kan u volgende cijfers meedelen wat betreft de toepassing van de Voetbalcel door de Voetbalcel van de Federale Overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken:

Het betreft hier alle wedstrijden die onder de Voetbalwet vallen (elke wedstrijd waar een club van eerste, tweede of derde klasse aan deelneemt, alsmede de internationale wedstrijden). Er worden geen aparte statistische gegevens bijgehouden per afdeling. In zijn algemeenheid gaat het om grosso modo om volgende verdeling:

In de meeste gevallen gaat het inbreuken op artikel 23/23bis van de voetbalwet (aanzetten tot haat en woede en slagen en verwondingen). Tevens wordt regelmatig proces-verbaal opgesteld voor feiten vallende onder artikel 23ter (binnenbrengen, bezit of gebruik van pyrotechnische voorwerpen) en onder artikel 21bis (niet-opvolgen van de richtlijnen van het veiligheidspersoneel).

5. Voor het seizoen 2005-2006 en 2009-2010 gaat dit om de politie-inzet bij thuiswedstrijden van Standard, en voor alle andere gevraagde seizoenen om de thuiswedstrijden van Sporting Charleroi. Een van de voornaamste oorzaken bestaat er in dat in beide zones nog niet volledig werd overgestapt van een concept van ostentatief machtsvertoon naar gastheerschap en dynamische risico-analyse.

6. Via diverse vergaderingen en opleidingen per jaar georganiseerd door mijn diensten en de cel Integrale Voetbalveiligheid van de federale politie, alsmede de ministeriële omzendbrief van 24 oktober 2002 betreffende de efficiënte inzet van de ordediensten naar aanleiding van voetbalwedstrijden en betreffende de informatiehuishouding en de taken van de spotters (Belgisch Staatsblad, 13 november 2002), wordt zoveel als mogelijk gestreefd naar een gelijkheid op het ganse Belgische grondgebied.

Desalniettemin moet worden vastgesteld dat er soms grondige verschillen bestaan tussen verschillende zones. Deze verschillen qua inzet zijn enerzijds uiteraard logisch daar waar ze objectief gebaseerd zijn op de verschillende situatie per politiezone (ligging stadion, aantal supporters, aantal risicosupporters, etc.). Anderzijds is het verschil van aanpak (en inzet) vaak ook gelinkt aan de manier waarop burgemeesters en/of politiediensten hun verantwoordelijkheid inzake de openbare ordehandhaving invullen. Hierbij wordt in sommige gevallen de voorkeur gegeven aan een kwantitatieve in plaats van kwalitatieve inzet van de politie, vanuit de idee dat er niet zou kunnen worden gezegd dat er niet voldoende politie aanwezig was indien er iets gebeurt.

Het is reeds jaren het beleidsuitgangspunt van de minister van Binnenlandse Zaken dat de politie-inzet moet gebaseerd zijn op een dynamische risico-analyse (kwalitatieve criteria) en niet op basis van ostentatief machtsvertoon en terreinbezetting (kwantitatief criterium). Wettelijk gezien behoort de politie-inzet echter tot de exclusieve bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de burgemeester.

7. De statistische gegevens inzake voetbalgerelateerde incidenten geven een erg schommelend totaalbeeld. Dit heeft vaak te maken met de registratiebereidheid binnen de verschillende lokale zones. Sommigen registreren elk miniem incident, terwijl anderen dit niet doen. Deze cijfers kunnen bijgevolg niet als (enige) indicator gebruikt worden om een transparant beeld te verkrijgen van het echte voetbalgeweld, omdat het vaak gaat om individuele en geïsoleerde incidenten, zoals het beklimmen van omheiningen, het gebruik van pyrotechnische middelen, het gooien van muntstukken, verbaal geweld, enz.

Wanneer echter gekeken wordt naar het aandeel van de geweldsincidenten in groep (meer dan 10 personen), dan is er een sterke daling te zien in vergelijking met bijvoorbeeld 10 seizoenen geleden. Het hooliganisme is zeker niet volledig verdwenen, doch het aantal confrontaties tussen twee groepen risicosupporters is in aantal sterk afgenomen. Dit verklaart tevens waarom de politie-inzet de afgelopen seizoenen is kunnen blijven dalen en waarom meer vrouwen en kinderen de weg naar het stadion (terug)gevonden hebben. In zijn algemeenheid komen er momenteel 25 % meer toeschouwers naar eerste klasse dan 5 seizoenen geleden, hetgeen uiteraard niet mogelijk zou zijn geweest mochten de stadions en hun omgeving nog steeds ontsierd worden door allerlei gewelddadige incidenten.

8. De veiligheid bij voetbalwedstrijden is een complex gegeven, waarbij verschillende instanties een rol spelen. Teneinde de strijd tegen het voetbalgeweld verder aan te binden, zal er de volgende jaren op diverse vlakken minstens verder gewerkt worden in de lijn van het beleid van de afgelopen jaren. Dit beleid heeft immers zijn nut bewezen en is volledig in overeenstemming met het bestaande actieplan van de Europese Unie en het beleid van verschillende van onze buurlanden, zoals Groot-Brittannië.

Volgende punten zijn hierbij van belang:

Ik zou er wel willen op wijzen dat het doel op zich er niet in bestaat om de maatschappelijke kost van het voetbal terug te dringen, maar wel om de politionele middelen aan te wenden overeenkomstig het aanwezige risico, zodat de veiligheid van elkeen gegarandeerd kan worden. Hierbij dient elkeen zijn verantwoordelijkheid in te vullen en kan het niet zijn dat de ene partner het gebrek aan inspanningen van de andere partner zou moeten compenseren ten laste van de maatschappij.

Inzake volledig nieuwe beleidsmaatregelen, is het uiteraard aan mijn opvolger om zich hier over uit te spreken.

9. Wat betreft de responsabilisering van de voetbalwereld heb ik, net zoals mijn voorgangers, moeten vaststellen dat de daad niet steeds bij het woord gevoegd wordt in het streven naar een proportionele publiek-private samenwerking.

Er werd recentelijk een koninklijk besluit voorbereid waarbij de lokale overheden, onder bepaalde voorwaarden, de kosten van de politie-inzet zullen kunnen verhalen op de organisatoren van onder meer voetbalwedstrijden. Gezien de politieke situatie, kan dit momenteel niet meer behandeld worden. Het is aan de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken om hierin verdere stappen te nemen.