Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1267

van Inge Faes (N-VA) d.d. 9 februari 2011

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Politie - Interventieteams - Samenwerking tussen federale en lokale politie

politie
gemeentepolitie

Chronologie

9/2/2011Verzending vraag
21/3/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1267 d.d. 9 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Interventie is een basistaak van de politie. De interventieploegen voeren zowel dringende als niet dringende interventies uit. In de meeste gevallen volstaat de inzet van een gewoon politieteam, maar in bepaalde gevallen waar de criminelen extreem gevaarlijk zijn wordt beroep gedaan op speciale eenheden.

Toch is er bij mij enige onduidelijkheid wat betreft de organisatie van deze speciale interventie eenheden. Enerzijds zijn er in de schoot van de federale politie twee soorten interventie teams. Men heeft de gedeconcentreerde eenheden, de zogenaamde Pelotons Protectie, Observatie, Steun en Arrestatie (POSA)-teams in Antwerpen, Gent, Charleroi en Luik. En de centrale eenheden, die " speciale eenheden " worden genoemd, gehuisvest zijn te Brussel en bestaan uit enkele gespecialiseerde diensten. Anderzijds is het ook zo dat een aantal grotere politiezones hun eigen speciale interventieeenheid hebben, die op het eerste gezicht sterk lijken op hun federale tegenhangers. Ik denk hierbij voornamelijk aan het Bijzonder Bijstand Team van de politie Antwerpen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Wat is de taakverdeling tussen deze eenheden, zeker in Antwerpen waar er blijkbaar twee verschillende speciale interventieeenheden naast elkaar werken?

2) Wordt er samengewerkt tussen de speciale interventie eenheden van de lokale en federale politie, dit op het vlak van training en inzet?

3) Wat zijn de selectiecriteria bij de federale interventieeenheden en op welke manier verschillen deze van de selectiecriteria van de speciale eenheden van de lokale politie?

4) Hoeveel kandidaten zijn er jaarlijks voor een plaats in zulke interventieeenheid en hoeveel slagen er? Graag kreeg ik de cijfers per jaar en per interventieeenheid sinds 2005.

5) Hoeveel keer per jaar wordt er beroep gedaan op de verschillende POSA-teams, de centrale speciale eenheid in Brussel en het Bijzonder Bijstand Team in Antwerpen? Graag kreeg ik ook hier de cijfers sinds 2005.

Antwoord ontvangen op 21 maart 2011 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op haar vragen.

1. Binnen de dagelijkse werking van de geïntegreerde politie kan iedere politieman of -vrouw bij de uitvoering van de kerntaken op het terrein geconfronteerd worden met geweld- en gevaarssituaties. Als uitgangspunt geldt dat ze in deze gevallen in staat moeten zijn om in team te kunnen werken en binnen een aanvaardbare termijn met een minimale kennis van technische en tactische procedés, op een efficiënte en effectieve manier met een voldoende kwaliteitsniveau tussen te komen.

In een streven naar kwaliteit en rekening houdend met het hoge gevaarlijkheidniveau is het in deze gevallen soms nuttig of noodzakelijk een beroep te doen op specialisten. Binnen de geïntegreerde politie is de Directie Speciale Eenheden (CGSU) belast met het leveren van dergelijke steun. CGSU bestaat uit een aantal eenheden die centraal gevestigd zijn te Brussel – waaronder de interventie-eenheid , en vier gedeconcentreerde of regionale eenheden, de pelotons Protectie, Observatie, Steun en Arrestatie te Gent (POSA 1), Antwerpen (POSA 2), Charleroi (POSA 3) en Luik (POSA 4).

Met betrekking tot de tussenkomst bij geweld- en gevaarssituaties levert CGSU de volgende steun:

– onderhandelen in geval van een gijzeling, verschanst persoon, ontvoering of afpersing;

– arrestatie van vuurwapengevaarlijke personen en gevaarlijke aanhoudingen (arrestatie van een persoon in het bezit van andere wapens dan vuurwapens, agressieve en gewelddadige personen en aanhoudingen in risicobuurten) op de openbare weg of in een woning (huis, appartement, loods,…);

– tussenkomst bij een gevangenisopstand of bezettingsacties;

– onmiddellijke beveiliging van een bedreigde persoon of gebouw of plaats.

Rekening houdend met onder meer de inzettermijnen van CGSU, bepaalde steun die niet door CGSU wordt geleverd en het normale competentieniveau van de eerstelijnsinterventie overschrijdt, en ook met de specifieke lokale behoeftes en de frequentie van nood aan dergelijke steun, werden binnen een aantal korpsen van de lokale politie zoals Antwerpen gespecialiseerde interventieteams opgericht.

Volgens de bestaande regelgeving (COL 12/2006) zijn de eenheden van de lokale en federale politie enkel verplicht een beroep te doen op CGSU in geval van een gijzeling. Voor alle andere gevallen is het de lokale chef die zal beoordelen of zijn eigen middelen volstaan om de situatie op te lossen, en wanneer dit niet het geval is een beroep zal doen op CGSU.

Bij ernstige incidenten zoals een gijzeling waarbij een onmiddellijke reactie vereist is en waarbij een beroep moet worden gedaan op CGSU, moet elke lokale politie met de middelen waarover ze beschikt een aantal maatregelen treffen in afwachting van de aankomst van CGSU: het innemen van de nodige perimeters, het voorbereiden van een tussenkomst in geval van crisis, inwinnen van informatie over de locatie, de daders en de slachtoffers, eventueel voeren van onderhandelingen,…

Van zodra de ploegen van CGSU ter plaatse zijn zullen deze taken door hen worden overgenomen en kunnen de ploegen van de lokale politie indien nodig verder ondersteunende taken uitvoeren. Dit wordt geval per geval beoordeeld.

Wat de lokale politie Antwerpen betreft, kunnen wij meedelen dat het Bijzondere Bijstandsteam werd opgestart in 1988.

De opdracht van het BBT bestaat uit het leveren van bijstand bij opdrachten inzake geweldgerelateerde misdrijven. Daarnaast voert het BBT beveiligingsopdrachten uit en biedt het steun bij technisch of tactisch moeilijke aanhoudingen of huiszoekingen.

In principe voert het BBT haar opdrachten autonoom uit.

Er wordt een beroep gedaan op de speciale eenheden van de federale politie (CGSU) in volgende gevallen:

– wanneer de eigen middelen ontoereikend zijn om de opdrachten uit te voeren;

– wanneer de opdrachten zich situeren binnen de bijzondere opsporingsmethoden;

– bij gijzeling in terroristische of criminele context.

Ook in deze drie gevallen zal het BBT ter plaatse gaan en dit met een drieledige opdracht:

– het innemen van de binnenste perimeter rond de risicozone;

– het opstellen van een noodplan en dit uitvoeren indien het feit zou escaleren vooraleer CGSU ter plaatse is;

– de komst van CGSU voorbereiden door het verzamelen van informatie, opstellen van schetsen, enz.

Het BBT werkt in principe voor de lokale politie Antwerpen. Bijstand aan andere eenheden, zowel van de lokale als van de federale politie, wordt enkel verleend indien de aanvrager voorafgaand steun heeft gevraagd aan CGSU en deze steun niet kon verleend worden.

2. Op dit moment bestaat er geen structurele samenwerking op het vlak van training en inzet.

3. Wat de lokale politie betreft kunnen er per korps verschillende selectiecriteria worden toegepast.

Voor wat betreft de lokale politie Antwerpen geldt voor de aanstelling in het BBT de volgende selectieprocedure:

– een psychotechnische proef;

– een medische test (inspanningstest met cardiovasculaire controle);

– een gesprek met een jury onder leiding van de directeur operaties van de lokale politie Antwerpen;

– een testbatterij van fysieke tests, vaardigheidstests, tactische tests en durftests (gedurende twee volle opeenvolgende dagen en één nacht);

– een full-time opleidingsperiode van drie maanden;

– een stageperiode van drie maanden.

Een personeelslid treedt pas toe tot het BBT nadat de stage succesvol werd beëindigd.

Wat betreft CGSU bestaat er eveneens een specifiek selectieparcours:

– medische controle: nagaan of de kandidaat beantwoordt aan het medisch profiel;

– testdag rijden: testen van de rijvaardigheid van de kandidaat;

– testdag: bij deze testen moet de kandidaat een minimum norm behalen om de selectie te kunnen verder zetten:

– schietproef die gebaseerd is op deze van de politieopleiding;

– functioneel parcours waarbij de kandidaat een hindernisparcours moet afleggen;

– krachtproef bestaande uit bench press en een trekproef;

cross: een parcours van 5,2 km binnen een maximumtijd van 27 minuten;

– klimproef: testen of de kandidaat geen hoogtevrees heeft;

– psychologische test: testen van de oriëntatie, visueel geheugen, reactionaire test, coördinatie en multi-tasking;

– testweek: deze testing duurt maximaal vijf dagen waarbij het vooruitgangspotentieel van de kandidaten wordt getest. De nadruk hierbij ligt op de arrestatietechnieken, versterkte zoeking, geweldsbeheersing met en zonder vuurwapen.

De kandidaten die uiteindelijk weerhouden worden na de testweek krijgen een bijkomende begeleiding voor de fysieke voorbereiding en indien nodig ook schieten als voorbereiding op de basisopleiding.

4. Wat de politie Antwerpen betreft, bieden zich per sessie gemiddeld 10 à 12 kandidaten aan, waarvan gemiddeld slechts 10 tot 15 % slagen.

De aanwijzing voor de CGSU geschiedt in het kader van de mobiliteit. Dit resulteert in de onderstaande cijfergegevens.

Mobiliteit

Aantal kandidaten/

Aantal kandidaten weerhouden voor de opleiding

Geslaagd

 

Totaal


N

Totaal

F

N


F

N

2005/03

87

48

39

21

11

10

10

6

4

 





6 Interventie/

Intervention

7 Interventie/

Intervention


5 Interventie/

Intervention

2 Interventie/

Intervention

 





5 POSA 4

1 POSA 1


1 POSA 4

1 POSA 1

 






2 POSA 2



1 POSA 2

2007/03

93

49

44

9

3

6

6

1

5

 





3 Interventie/

Intervention

5 Interventie/

Intervention


1 Interventie/

Intervention

5 Interventie/

Intervention

 






1 POSA 2



0 POSA 2

2009/01

100

42

58

6

4

2

6

4

2

 





2 Interventie/

Intervention

1 Interventie/

Intervention




2 Interventie/

Intervention

1 Interventie/

Intervention

 





2 POSA 4

1 POSA 2


2 POSA 4

1 POSA2

2010/01

50

0

50

3

0

3










2 POSA 1




 






1 POSA 2




5. Wat de inzet van het CGSU betreft, merken wij op dat deze gegevens enkel slaan op het aantal tussenkomsten door de interventie-eenheid te Brussel en de arrestatiesecties van de POSA’s met betrekking tot de tussenkomsten bij geweld- en gevaarssituaties.


2006

2007

2008

2009

2010

Interventie

191

159

131

192

184

POSA 1

122

121

113

100

118

POSA 2

171

141

108

109

120

POSA 3

118

101

90

70

85

POSA 4

91

105

123

90

93

Het aantal aanvragen voor de inzet van het Bijzonder Bijstandsteam per jaar betreffen:

2005 : 119

2006 : 144

2007 : 121

2008 : 80

2009 : 163

2010 : 148