Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1227

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 8 februari 2011

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Veiligheid van de Staat - Werking - Parlementaire controle

staatsveiligheid
geheime dienst
parlementair toezicht

Chronologie

8/2/2011Verzending vraag
20/6/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1226

Vraag nr. 5-1227 d.d. 8 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Veiligheid van de Staat is de burgerlijke inlichtingen- en veiligheidsdienst van de Belgische overheid. Deze dienst bestaat naast de militaire inlichtingendienst en staat onder het gezag en het toezicht van de geachte minister van Justitie. De minister van Binnenlandse Zaken wordt hierbij nauw betrokken.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Op welke wijze verwerft het Parlement inzicht in deze inlichtingendienst en verwerft ze er toezicht en controle op? Hoe verhoudt de aansturing van deze dienst door de geachte minister zich met de verantwoordelijkheid van het Ministerieel Comité voor inlichtingen en veiligheid? Worden alle onderwerpen en conclusies van besprekingen binnen deze inlichtingendienst overgemaakt aan alle leden van dit Ministerieel Comité? Worden alle inlichtingen die deze dienst verwerft overgemaakt aan het staatshoofd? Kunnen leden van het Ministerieel Comité, de geachte minister of het Staatshoofd een positief injunctierecht uitoefenen en aan de inlichtingendienst opleggen om bepaalde processen nader te onderzoeken? Gebeurde dit tijdens de laatste vier jaar?

2) Heeft u geheimhoudingsplicht tegenover kennis en informatie die u verwerft via de burgerlijke inlichtingendienst? Hoe verhoudt deze geheimhoudingsplicht zich tegenover uw grondwettelijke verplichting om alle nodige en noodzakelijke informatie te verstrekken aan het Parlement en aan elk lid van het Parlement dat daarover vragen stelt? Hoe verloopt de samenwerking tussen de geachte minister van Justitie en de geachte minister van Binnenlandse Zaken betreffende deze burgerlijke inlichtingendienst? Bestaan hierover afspraken, bijvoorbeeld een protocol of samenwerkingsakkoord? Zo ja, met welke inhoud en hoe wordt de uitvoering daarvan geëvalueerd?

3) Wie draagt uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor de werking van de burgerlijke inlichtingen- en veiligheidsdienst? Hoeveel middelen staan er jaarlijks, en dit sinds 2007, ingeschreven in de begrotingen van Justitie en Binnenlandse Zaken voor de werking van deze dienst? Hoe evalueert en duidt u de evolutie van deze middelen?

4) Hoe verhoudt deze dienst zich tegenover de militaire inlichtingendienst? Hoe verloopt de samenwerking tussen deze twee diensten? Hoe vaak vergadert u samen met de verantwoordelijken van de burgerlijke inlichtingendienst? Hoeveel personen werken er voor deze inlichtingendienst? In welke landen werken er leden voor deze inlichtingendienst?

5) Zijn alle acties van de burgerlijke inlichtingendienst die zich voordoen in het buitenland ook kenbaar gemaakt aan de betrokken buitenlandse regeringen? Bestaan daarover internationale afspraken en zo ja, met welke inhoud en welke landen?

6) Heeft u sinds uw aantreden kennis gekregen van onwettelijke praktijken? Zo ja, welke?

Antwoord ontvangen op 20 juni 2011 :

Ik verwijs het geachte lid naar het antwoord van mijn collega, de minister van Justitie, op vraag nr. 5-1226, waarin tevens de elementen werden verwerkt die betrekking hebben op Binnenlandse Zaken