Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1226

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 8 februari 2011

aan de minister van Justitie

Veiligheid van de Staat - Werking - Parlementaire controle

staatsveiligheid
geheime dienst
parlementair toezicht

Chronologie

8/2/2011Verzending vraag
23/5/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1227

Vraag nr. 5-1226 d.d. 8 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Veiligheid van de Staat is de burgerlijke inlichtingen- en veiligheidsdienst van de Belgische overheid. Deze dienst bestaat naast de militaire inlichtingendienst en staat onder het gezag en het toezicht van de geachte minister van Justitie. De minister van Binnenlandse Zaken wordt hierbij nauw betrokken.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Op welke wijze verwerft het Parlement inzicht in deze inlichtingendienst en verwerft ze er toezicht en controle op? Hoe verhoudt de aansturing van deze dienst door de geachte minister zich met de verantwoordelijkheid van het Ministerieel Comité voor inlichtingen en veiligheid? Worden alle onderwerpen en conclusies van besprekingen binnen deze inlichtingendienst overgemaakt aan alle leden van dit Ministerieel Comité? Worden alle inlichtingen die deze dienst verwerft overgemaakt aan het staatshoofd? Kunnen leden van het Ministerieel Comité, de geachte minister of het Staatshoofd een positief injunctierecht uitoefenen en aan de inlichtingendienst opleggen om bepaalde processen nader te onderzoeken? Gebeurde dit tijdens de laatste vier jaar?

2) Heeft u geheimhoudingsplicht tegenover kennis en informatie die u verwerft via de burgerlijke inlichtingendienst? Hoe verhoudt deze geheimhoudingsplicht zich tegenover uw grondwettelijke verplichting om alle nodige en noodzakelijke informatie te verstrekken aan het Parlement en aan elk lid van het Parlement dat daarover vragen stelt? Hoe verloopt de samenwerking tussen de geachte minister van Justitie en de geachte minister van Binnenlandse Zaken betreffende deze burgerlijke inlichtingendienst? Bestaan hierover afspraken, bijvoorbeeld een protocol of samenwerkingsakkoord? Zo ja, met welke inhoud en hoe wordt de uitvoering daarvan geëvalueerd?

3) Wie draagt uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor de werking van de burgerlijke inlichtingen- en veiligheidsdienst? Hoeveel middelen staan er jaarlijks, en dit sinds 2007, ingeschreven in de begrotingen van Justitie en Binnenlandse Zaken voor de werking van deze dienst? Hoe evalueert en duidt u de evolutie van deze middelen?

4) Hoe verhoudt deze dienst zich tegenover de militaire inlichtingendienst? Hoe verloopt de samenwerking tussen deze twee diensten? Hoe vaak vergadert u samen met de verantwoordelijken van de burgerlijke inlichtingendienst? Hoeveel personen werken er voor deze inlichtingendienst? In welke landen werken er leden voor deze inlichtingendienst?

5) Zijn alle acties van de burgerlijke inlichtingendienst die zich voordoen in het buitenland ook kenbaar gemaakt aan de betrokken buitenlandse regeringen? Bestaan daarover internationale afspraken en zo ja, met welke inhoud en welke landen?

6) Heeft u sinds uw aantreden kennis gekregen van onwettelijke praktijken? Zo ja, welke?

Antwoord ontvangen op 23 mei 2011 :

1. De parlementaire controle op de Veiligheid van de Staat (VSSE) gebeurt via het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Dit Comité wordt op zijn beurt gecontroleerd door een in de schoot van de Senaat gecreëerde vaste begeleidings-commissie. De parlementaire controle wordt geregeld door de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse.

Zoals bepaald in de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) vervult de VSSE haar opdrachten door tussenkomst van de minister van Justitie, overeenkomstig de richtlijnen van het ministerieel Comité waarvan de minister van Justitie deel uitmaakt. Dit Comité, opgericht in de schoot van de Regering bij koninklijk besluit van 21 juni 1996, stelt de algemene politiek inzake inlichtingen vast, bepaalt de prioriteiten van de VSSE en de Algemene Dienst inlichtingen en veiligheid van de Krijgsmacht, en coördineert hun activiteiten. Bovendien bepaalt het Comité de politiek inzake de bescherming van gevoelige informatie.

In het raam van haar opdrachten kan de VSSE inlichtingen en persoonsgegevens verwerken die nuttig kunnen zijn om haar opdracht te vervullen en een documentatie bijhouden met betrekking tot de gebeurtenissen, groeperingen en personen die een belang vertonen voor de uitoefening van de opdrachten. De VSSE maakt de inlichtingen op haar beurt over aan de betrokken ministers, gerechtelijke en administratieve overheden, politiediensten en alle bevoegde instanties en personen overeenkomstig de doelstellingen van hun opdrachten alsook aan de personen die het voorwerp zijn van een bedreiging waarvoor de VSSE bevoegd is om inlichtingen in te winnen (art. 19 WIV).

De leden van het ministerieel Comité, de minister van Justitie of het Staatshoofd hebben tegenover de VSSE geen positief injunctierecht in de strafrechtelijke betekenis van het woord, maar het ministerieel Comité of de minister van Justitie kunnen de dienst wel vragen om bepaalde inlichtingenonderzoeken te voeren.

2. De minister van Justitie is gebonden door het beroepsgeheim, ingesteld door artikel 36 WIV. Ook dient hij de regels met betrekking tot de classificatie, zoals bepaald in de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheids-attesten en veiligheidsadviezen, te respecteren. Hij dient deze reglementering ook na te leven bij de mededeling van informatie aan andere personen en instanties.

Niettegenstaande de VSSE haar opdrachten uitvoert onder het gezag van de minister van Justitie, voorziet de WIV in een samenwerking met de minister van Binnenlandse Zaken. De minister van Binnenlandse Zaken kan de VSSE vorderen in verband met de uitvoering van haar opdrachten wanneer deze betrekking hebben op de handhaving van de openbare orde en op de bescherming van personen (art. 5). Ook wordt de minister van Binnenlandse Zaken betrokken bij de organisatie en het bestuur van de VSSE wanneer die organisatie en dat bestuur een rechtstreekse invloed hebben op de uitvoering van de opdrachten inzake de handhaving van de openbare orde en de persoonsbescherming (art. 6, § 1). Bovendien is in bepaalde gevallen de medeondertekening door of het eensluidend advies van de minister van Binnenlandse Zaken vereist (art. 6, §§ 2 en 3). Tot slot stelt de WIV dat de Koning de aangelegenheden betreffende de organisatie en het bestuur van de VSSE (andere dan bedoeld in §§ 2 en 3) bepaalt, die een rechtstreekse invloed hebben op de uitvoering van de opdrachten inzake de handhaving van de openbare orde en de bescherming van personen, en waarvoor de minister van Justitie de minister van Binnenlandse Zaken om advies verzoekt of inlicht, alsook de nadere regels in dit verband (art. 6, § 4).

3. De minister van Justitie oefent het gezag uit over de VSSE en draagt de uiteindelijke verantwoordelijkheid over de werking.

Sinds 2007 werden volgende middelen ingeschreven op de begroting van de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie voor de werking van de dienst:

De begroting wordt jaarlijks gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

4. Daar waar de VSSE de enige Belgische burgerlijke inlichtingen- en veiligheidsdienst is, is de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht (ADIV) de enige militaire inlichtingen- veiligheidsdienst in België. De ADIV vervult zijn opdrachten door tussenkomst van de minister van Landsverdediging. De samenwerking tussen beide diensten is geregeld in het protocolakkoord van 12 november 2004 dat door de ministers van Justitie en Landsverdediging werd ondertekend. In uitvoering van dit protocol zijn een aantal samenwerkingplatforms gecreëerd die werken rond bepaalde thema’s. Ook vinden op regelmatige basis vergaderingen plaats tussen de diensthoofden. Ook de modaliteiten voor de uitwisseling van informatie worden in dit protocolakkoord nader omschreven. De samenwerking tussen beide diensten gebeurt tot eenieders voldoening.

Om redenen van geheimhouding kan geen informatie meegedeeld worden over de getalsterkte van de VSSE.

5. Er zijn geen personeelsleden van de VSSE werkzaam in het buitenland. De VSSE beschikt evenmin, in tegenstelling tot de politiediensten en de Douane, over verbindingsofficieren in het buitenland.

6. Mochten zich onwettelijke praktijken voordoen, dan wordt de minister van Justitie hiervan op de hoogte gebracht. Controles door het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten kunnen eventuele onwettelijkheden aan het licht brengen.