Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1194

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 4 februari 2011

aan de minister van Justitie

Gratieverlening - Procedures - Cijfergegevens - Regionale verschillen

strafverjaring
officiële statistiek
geografische spreiding
Koning en Koninklijke familie

Chronologie

4/2/2011Verzending vraag
16/3/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1193

Vraag nr. 5-1194 d.d. 4 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Koning Albert II verleende in 2010 aan vijfenzeventig veroordeelden gratie. In de voorbije jaren lag dit cijfer hoger, namelijk honderd in 2009, honderd zesenvijftig in 2008 en tweehonderd vijfennegentig in 2007. Het Staatshoofd reageerde positief voor 8 % van de Franstalige en 1 % van de Nederlandstalige gratieverzoeken.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Welke regels, procedures, gebruiken en wetten gelden er voor de behandeling van gratieverzoeken aan het Staatshoofd? Staat het Staatshoofd hierbij onder enige vorm van controle, toezicht of advisering vanwege de regering en / of de geachte eerste minister of de geachte minister van Justitie? Zo ja, welke? Zo neen, hoe verklaart de geachte minister dit?

2) Is het Staatshoofd gebonden aan enige vorm van motivering bij het verlenen van gratie? Zo ja, welke en aan wie? Behoort deze motivering tot het publieke domein? Zo neen, vindt de geachte minister het nodig dat dit soort motivering en een democratische controle hierop worden ingevoerd? Beoordeelt de geachte minister het verlenen of afwijzen van een gratieverlening zonder enige vorm van zowel argumentatie als motivering als zijnde in overeenstemming met een moderne, performante en volwassen democratie? Komt deze werkwijze tegemoet aan de fundamentele basis van een rechtsstaat?

3) Hoeveel verzoeken tot gratieverlening ontving het Staatshoofd jaarlijks in de periode 2007 tot en met 2010?

4) Beschikt de geachte minister over argumenten om het grote verschil in positieve respons op Franstalige (8 %) en Nederlandstalige (1 %) verzoeken te verklaren?

5) Ondernam of plant de geachte minister hieromtrent een beleidsvoering?

Antwoord ontvangen op 16 maart 2011 :

1 en 2) Het genaderecht is een koninklijk prerogatief dat is ingesteld bij artikel 110 van de Grondwet. Dit vermeldt ‘De Koning heeft het recht de door de rechters uitgesproken straffen kwijt te schelden of te verminderen, behoudens hetgeen ten aanzien van de ministers en van de leden van de Gemeenschap- en Gewestregeringen is bepaald’.

Het genaderecht ressorteert onder zijn discretionnaire bevoegdheid en dient bijgevolg niet met redenen te worden omkleed en evenmin te worden verantwoord.

Artikel 106 van de Grondwet vermeldt ‘geen akte van de Koning kan gevolg hebben, wanneer zij niet mee ondertekend is door een minister, die daardoor alleen reeds, ervoor verantwoordelijk wordt’ en voorziet in politieke controle door de bevoegde minister.

Voor de voorstellen tot genadebesluit die ter ondertekening aan de Koning worden voorgelegd steunt de minister zich op een dossier dat wordt voorbereid. Dit dossier is samengesteld uit het genadeverzoekschrift, het genadeverslag en advies van het parket en van het parket-generaal, het verslag van het politieonderzoek, en, indien verzoeker een gedetineerde is, het verslag van de gevangenisdirectie, ter toetsing van alle nuttige elementen van het genadeverzoekschrift. Verder bevat het de uiteenzetting der feiten, een volledig vonnisafschrift en een uittreksel uit het strafregister.

Na ontvangst van de genadeverslagen van de parketten en alle andere informatie, stelt de dienst Genade een synthese-advies op, waarin alle in het genadeverzoek aangebrachte elementen worden opgesomd en getoetst en een gemotiveerd advies wordt voorgelegd.

Voor het formuleren van het synthese-advies steunt de dienst Genade op het handboek van Mathieu en Nassaux van 1955 en op de interne richtlijn van de minister van 4 oktober 1999 die nog steeds van kracht is.

Het uitgangspunt is dat genade toelaatbaar is op grond van uitzonderlijke omstandigheden die, op het ogenblik van de rechterlijke beslissing niet waren gekend of konden worden voorzien en die, indien ze waren gekend, de rechter ertoe hadden aangezet een andere straf op te leggen.

De beoordeling van een genadeverzoek is een complexe aangelegenheid waarbij tal van factoren in rekening worden gebracht. Genade wordt geenszins beschouwd als een vorm van derde aanleg.

3) Zie tabellen in bijlage.

4) De genadedossiers zijn opgesplitst in Nederlandstalige en Franstalige dossiers, volgens de taal waarin het vonnis werd geveld.

Er zijn verschillen in cijfers wat Nederlandstalige en Franstalige dossiers betreft. Zij zijn onder meer het gevolg van het feit dat de adviezen van de genadedienst de resultante zijn van meerdere adviezen op diverse echelons en diverse elementen.

Er zijn de adviezen van de parketten en van de parketten-generaal. Er is de zwaarwichtigheid der feiten. Er is de inhoudelijke motivering van het vonnis van de rechter betreffende de straftoemeting. Er is het strafregister. Er zijn de gerechtelijke voorgaande en hangende zaken, vroegere detenties, eventueel bekomen vervroegde invrijheidstelling, eerdere genade-verzoeken, politieonderzoek, verstreken tijd tussen de vonnissen en de aanvangsdatum van tenuitvoerlegging van het parket, enzovoort.

In welke mate een of meerdere van die elementen een significant verschil uitmaken in functie van de taal van het dossier, zou kunnen blijken uit een wetenschappelijk onderzoek. Dat is niet bestaand.

5) Ik ben van oordeel dat de principes van het huidige systeem niet gewijzigd dienen te worden.

Wel kan er nog gesleuteld worden aan de omlooptijden van de genadeverzoeken. Hiervoor is er reeds overleg gepleegd met het college van procureurs-generaal en met de dienst Genade.

Tevens worden initiatieven genomen om de adviesverlenende instanties te ondersteunen in een beleid naar meer gemeenschappelijke aanpak.

Ter vervollediging voeg ik eraan toe dat voor de technische genade een aparte procedure, omschreven bij ministeriele Omzendbrief van 28 februari 2005, van kracht is.

Deze technische genade heeft specifiek betrekking op uitgesproken veroordelingen met miskenning van de regels in het kader van de samenloop, (artikelen 58, 59, 60, 61 en 62 strafwetboek) verschillende gevallen van onwerkdadige hechtenis en op illegale straffen.

Het initiatief gaat in principe uit van de parketten maar kan ook uitgaan van belanghebbende. De aftoetsingsprocedure is hierbij gericht op het onderzoek van miskenning van de voormelde regels.

Bijlage

Aantal genadeverzoekschriften






2007

2008

2009

2010

N

771

708

631

624

F

833

767

701

632

Totaal

1 604

1 475

1 332

1 256

Aantal bij

koninklijk besluit

ingewilligde

genadeverzoeken



2007

2008

2009

2010

N

63

17

23

6

F

232

139

73

69

Totaal

295

156

96

75

Bron : GRADATA op 24 januari 2011

Opmerking

Gelet op de tijdsduur van de procedure, stemmen het aantal ingewilligde verzoeken van één jaar niet noodzakelijk overeen met het aantal genadeverzoekschriften van datzelfde jaar.