Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1191

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 4 februari 2011

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking

Ontwikkelingssamenwerking - Onderwijs - Samenwerking met de gemeenschappen

ontwikkelingshulp
onderwijs
gewesten en gemeenschappen van België
samenwerkingsakkoord (Belgisch institutioneel kader)

Chronologie

4/2/2011Verzending vraag
20/4/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1191 d.d. 4 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Zoals vastgelegd in de wet op de internationale samenwerking van mei 1999 concentreert de Belgische ontwikkelingsamenwerking zich op vijf sectoren. Onderwijs en vorming zijn daar één van. In het afgelopen decennium besteedde de directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking gemiddeld 10 à 12 % aan deze sector.

Onderwijs en vorming behoren echter tot de bevoegdheden van de gemeenschappen. De kennis, ervaring en competenties bevinden zich dan ook op dit niveau. Ik vermoed dat het relatief klein aandeel voor deze sector daardoor wordt verklaard.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Beaamt de geachte minister mijn analyse dat de Belgische ontwikkelingssamenwerking voor haar initiatieven inzake onderwijs en vorming best de expertise aanwendt die op het gemeenschapsniveau aanwezig is?

2) Welke samenwerkingsverbanden met de gemeenschappen op het vlak van onderwijs en vorming in de context van de ontwikkelingssamenwerking zijn er actief? Zijn deze structureel? Welke actoren worden daarbij betrokken? Hoe evalueert hij deze samenwerking, welke sterkte-zwakte analyses maakt hij en tot welke conclusies en maatregelen leiden deze?

3) Kan hij garanderen dat de federale overheid binnen de context van de ontwikkelingssamenwerking de thema's vorming en onderwijs op de meest adequate wijze aanpakt en de samenwerking met de gemeenschappen optimaal verloopt?

Antwoord ontvangen op 20 april 2011 :

Ik kan het geachte lid, in antwoord op zijn vraag, volgende elementen meedelen.

Wereldwijde uitdagingen zoals het bereiken van de millenniumdoelstellingen, zullen in de toekomst steeds meer worden aangepakt door coalities die de scheidslijnen tussen regeringen, de privésector, de civiele samenleving en niet-gouvernementele organisaties overstijgen.

1.Uiteraard is het correct dat de Gemeenschappen over relevante kennis, ervaring en competenties betreffende onderwijs en vorming beschikken die nuttig kan zijn voor ontwikkelingslanden. Maar langs de andere kant zijn modellen van toepassing in de Vlaams of de Franstalige Gemeenschap niet zomaar overdraagbaar naar de partnerlanden van de Ontwikkelingssamenwerkign.. De problematiek van onderwijs en vorming in ontwikkelingslanden is specifiek en zelfs specifiek per land: budgetsteun of projecten, hoe de genderkloof aanpakken, hoe het mogelijk maken dat de onderwijzers en onderwijzeressen betaald worden, hoe de ratio leerling-leerkracht onder de 60 krijgen etc. En dus zal ook kennis en expertise buiten de Gemeenschappen moeten worden aangesproken.

2. Er bestaan al jaren structurele samenwerkingsverbanden met organisaties die onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen vallen. Als belangrijkste samenwerkingsverband is er natuurlijk de samenwerking met de universiteiten via de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR),-uos en de Commission universitaire pour le développement (CUD). Misschien minder gekend de Direction générale de la Coopération au développement (DGD) werkt al jaren structureel samen met de provincies en de gemeenten ook met de Stad en de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest via hun koepels. Ook is er de jarenlange gewaardeerde samenwerking met de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand (VVOB) en de Association pour la Promotion de l'Éducation et de la Formation à l'Étranger (APEFE).

In uitvoering van de Verklaring van Parijs en om de Belgische ontwikkelingssamenwerking meer efficiënt te maken onderneemt de Belgische ontwikkelingssamenwerking heel wat acties om al deze operatoren te coördineren en te harmoniseren zodat we samen in de strategie en het beleidsplan van het ontwikkelingsland kunnen stappen. Een mooi voorbeeld hiervan is een programma rond beroeps- en technisch onderwijs, waar BTC, VVOB en APEFE samen een overeenkomst hebben afgesloten met het ministerie van onderwijs en waar VVOB en APEFE voornamelijk technische onderwijs- knowhow inbrengen, en BTC zorgt voor de investeringen, het algemeen management en de institutionele ondersteuning.

De Gemeenschappen hebben hun permanente vertegenwoordigers bij internationale organisatie zoals UNESCO en Europese unie, en het zijn belangrijke spelers op het vlak van onderwijs en vorming in ontwikkelingslanden.

Heel onlangs is onder impuls van VVOB en APEFE een overlegorgaan “EDUCAID” opgericht in België rond de sector onderwijs en vorming in ontwikkelingslanden. Ontwikkelingssamenwerking subsidieert dit initiatief. In dit overlegorgaan ontmoeten organisaties en privépersonen, de gemeenschappen en de federale overheid elkaar.

3. Ingaande op uw vraag kan ik U meedelen dat het beleid erop gericht is om te komen tot een coherente gecoördineerde Belgische ontwikkelingssamenwerking. Daarvoor werden reeds vele initiatieven genomen. En het is ook een van de prioriteiten in het managementplan van mijn administratie.